ECLI:NL:RBDHA:2025:16546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een terugkeerbesluit aan een derdelander uit Oekraïne met facultatieve tijdelijke bescherming
Deze uitspraak betreft de oplegging van een terugkeerbesluit aan een derdelander uit Oekraïne die facultatieve tijdelijke bescherming had op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De eiser, afkomstig uit Nigeria, had tijdelijk verblijf in Oekraïne en kwam naar Nederland waar hij bescherming zocht. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht het terugkeerbesluit heeft opgelegd, omdat de facultatieve tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 is geëindigd. Eiser voerde aan dat hij nog rechten had onder de tijdelijke bescherming, maar de rechtbank oordeelt dat deze rechten niet meer van toepassing zijn. De rechtbank behandelt ook de beroepsgronden van eiser, waaronder het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, maar komt tot de conclusie dat deze niet opwegen tegen de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De rechtbank bevestigt dat de minister verplicht was om de SIS-signalering in te voeren na het terugkeerbesluit. Uiteindelijk wordt het beroep van eiser ongegrond verklaard, en blijft het bestreden besluit in stand. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.