In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 28 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag, ondanks dat er een eerdere uitspraak was gedaan op 19 februari 2024, waarin de minister was opgedragen binnen een bepaalde termijn te beslissen. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de minister geen schriftelijke mededeling heeft gedaan over het bieden van herstelverzuim of het nodig achten van nader onderzoek, terwijl de termijn van vier weken inmiddels was verstreken.
De rechtbank overweegt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van betrokkenen in het bestuursrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht.