ECLI:NL:RBDHA:2025:20116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
24/2883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vervoersbehoefte en maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2025, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, wordt de aanvraag van eiseres voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor ondersteuning in de vorm van huishoudelijke hulp, vervoer van haar dochter en begeleiding bij sociaal en persoonlijk functioneren. De rechtbank behandelt de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van verweerder, die in verschillende primaire besluiten diverse vormen van ondersteuning heeft toegekend, maar ook enkele aanvragen heeft afgewezen.

De rechtbank constateert dat verweerder de vervoersbehoefte van eiseres onvoldoende heeft onderzocht. Eiseres heeft beperkingen in haar mobiliteit en kan niet zelfstandig gebruik maken van het openbaar vervoer. De rechtbank oordeelt dat de enkele verwijzing naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet voldoende is en dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de mogelijkheden voor vervoersvoorzieningen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de mobiliteitsproblemen van eiseres en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de hulpvraag en de noodzaak voor een integrale aanpak bij het toekennen van maatwerkvoorzieningen. De rechtbank stelt dat het college niet alleen moet kijken naar de mogelijkheden binnen de Zvw, maar ook andere opties moet onderzoeken om aan de behoeften van eiseres tegemoet te komen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit op de aanvraag om maatwerkvoorzieningen van eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) voor huishoudelijke hulp, vervoer van een kind en sociaal en persoonlijk functioneren.
Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 voor sociaal en persoonlijk functioneren, huishoudelijke hulp en met betrekking tot vervoer van haar dochter. Dit heeft geleid tot de volgende primaire besluiten:
  • Bij primair besluit 1 van 24 januari 2023 heeft verweerder kindzorg toegekend voor de periode 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023.
  • Bij primair besluit 2 van 10 februari 2023 heeft verweerder hulp voor het voeren van het huishouden toegekend met intensiteit plus voor de periode 1 januari 2023 tot en met 30 september 2023.
  • Bij primair besluit 3 van 7 maart 2023 heeft verweerder de kindzorg verlengd voor de periode 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023.
  • Bij primair besluit 4 van 22 maart 2023 heeft verweerder de indicatie voor hulp in het huishouden ambtshalve verlengd voor de periode 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2025.
  • Bij primair besluit 5 van 4 juli 2023 heeft verweerder een indicatie voor sociaal en persoonlijk functioneren toegekend met intensiteit basis voor de periode 1 juni 2023 tot en met 30 november 2023.
  • Bij primair besluit 6 van 18 augustus 2023 heeft verweerder persoonsgebonden budget (pgb) toegekend ter hoogte van € 520,- per maand voor vervoer per taxi voor het naar school brengen en halen van de dochter van eiseres voor de periode 30 augustus 2023 tot en met 31 juli 2024, en voor de dagen in augustus € 72,-.
  • Bij primair besluit 7 van 5 december 2023 heeft verweerder een indicatie voor het sociaal en persoonlijk functioneren met intensiteit plus toegekend voor de periode 1 november 2023 tot en met 31 juli 2024.
  • Bij primair besluit 8 van 4 januari 2024 heeft verweerder de vervoersvoorziening in de vorm van een pgb voor taxivervoer per 1 december 2023 uitgebreid naar € 760,- per maand, alsmede een aanvulling van € 240,- verstrekt voor de maand december in 2023.
2.1.
Met het bestreden besluit van 20 februari 2024 op de bezwaren van eiseres heeft verweerder de bezwaren tegen primaire besluiten 1, 2, 3, 5, 6 en 8 niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren tegen primaire besluiten 4 en 7 heeft verweerder gegrond verklaard, waarbij verweerder is tegemoetgekomen aan eiseres. Ten aanzien van primair besluit 4 heeft verweerder drie uur ondersteuning toegekend voor de periode 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2025, en ten aanzien van primair besluit 7 heeft verweerder maximaal drie uur ondersteuning per week toegekend en de indicatie verlengd tot 1 december 2024.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [naam 2] , en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 12 december 2022 heeft eiseres zich gemeld bij verweerder voor het schoonhouden van haar woning, het zelfstandig uitvoeren van praktische zaken en haar mobiliteit in huis en naar een bestemming. Tijdens het onderzoek op 16 december 2022 heeft eiseres aangegeven dat zij beperkingen ervaart in het lopen, staan en behouden van balans. Zij staat onder specialistische behandeling bij een arts in België. Ook ervaart zij beperkingen in het onthouden van gebeurtenissen en informatie en het behouden van het overzicht. De beperkingen belemmeren haar in de dagelijkse activiteiten, met name bij het huishouden en het verplaatsen buitenshuis. Op woensdag, donderdag en vrijdag brengt en haalt zij haar dochter naar en van school. Verder ervaart eiseres ook beperkingen bij het plannen en invullen van een dag, nakomen van afspraken, de administratie, post en doen van boodschappen.
4. Op 28 juli 2023 heeft Calder Werkt een sociaal medisch advies uitgebracht waaruit volgt dat eiseres op vrijwel alle vlakken aanmerkelijk beperkt wordt door krampen en spasmes van verschillende spiergroepen, zowel tijdens inspanning als in rust. Daarnaast is er een standsafwijking van de wervelkolom ontstaan. Eiseres is doorverwezen naar een expertisecentrum voor bewegingsstoornissen in Groningen. De aandoening is mogelijk behandelbaar, binnen en jaar zou duidelijk moeten zijn of herstel is opgetreden. Bij het oriënterend medisch mentaal onderzoek worden weinig mentale afwijking vastgesteld.
5. Eiseres heeft bezwaren ingediend tegen de toekenningen omdat zij van mening is dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en de toekenningen ontoereikend zijn.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres beperkingen ervaart bij het doen van het huishouden en/of dagelijkse activiteiten en zij onvoldoende een sociaal netwerk heeft waaruit hulp kan komen. Ten aanzien van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) is eiseres wel zelfstandig. Vanwege de beperkingen bij het lopen is gebruik van het OV of fietsen niet mogelijk. Loopafstanden van 50 tot 100 meter zijn haalbaar, maar om de zelfredzaamheid te vergroten is het advies om een ergotherapeut in te schakelen. Voorts heeft verweerder besloten tot het volgende:
  • Ten aanzien van de fysieke inspanningsactiviteiten zoals het uitvoeren van huishoudelijke taken, het verplaatsen buitenshuis en begeleiding heeft verweerder een indicatieduur van een jaar toegekend. Voor de omvang is aansluiting gezocht bij het Normenkader Huishoudelijke ondersteuning een het Normenkader Begeleiding van Bureau HHM/Factum Advies.
  • Ten aanzien van de huishoudelijke ondersteuning blijkt uit het Ondersteuningsplan van Prima Zorg [plaats] dat de lichte en zware huishoudelijke taken en de was moeten worden overgenomen. Totaal wordt hiervoor 188 minuten (3 uur en 8 minuten) toegekend voor de duur van twee jaar.
  • Ten aanzien van het taxivervoer van haar dochter heeft eiseres in oktober 2023 een offerte van een taxibedrijf overlegd. Op basis van die offerte is primair besluit 8 genomen. Verweerder is van mening dat met dit besluit aan eiseres is tegemoetgekomen.
  • Ten aanzien van het sociaal en persoonlijk functioneren heeft verweerder deelresultaten opgesteld en het doel is om eiseres regie te geven over praktische zaken zodat zij kan omgaan met haar mogelijkheden en beperkingen. De ondersteuning omvat een huisbezoek, eventueel telefonisch contact en het oppakken van regelzaken en administratie. Eiseres heeft volgens verweerder ondersteuning nodig bij de leefgebieden Persoonlijk functioneren, Sociaal functioneren en Financiën/administratie. Verweerder heeft profiel 2: Individuele begeleiding ontwikkelgericht voor matige problematiek met een maximum van drie uur per week passend geacht. Gezien de medische advisering kan de einddatum van de indicatie worden verlengd tot 1 december 2024.
5.1.
Tot slot acht verweerder het van belang dat eiseres haar netwerk zo veel als mogelijk inzet. Haar moeder en een vriend helpen, maar de inzet is niet structureel of langdurig. Voor de boodschappen en financiële vragen kan eiseres gebruik maken van algemene voorzieningen: een boodschappen bezorgservice en de Helpdesk Geldzaken. Voor de vervoerskosten naar medische behandelingen dient zij bij de zorgverzekering na te gaan of zij in aanmerking kan komen voor een vergoeding. Voor al het overige kan eiseres gebruik maken van voorliggende oplossingen.
6. Eiseres stelt dat verweerder niet conform het stappenplan en derhalve onzorgvuldig heeft beslist. De hulpvraag heeft verweerder fragmentarisch onderzocht. In de rapportage van 16 december 2022 is alleen aandacht besteed aan de problemen bij het verrichten van het huishouden en in de rapportage van 24 januari 2024 heeft verweerder zich enkel gericht op het vervoer van de dochter. Over de belemmeringen die eiseres ondervindt bij het verplaatsen wordt niet gesproken. Verweerder heeft wel verwezen naar de zorgverzekeraar voor vervoer voor medische behandelingen, maar eiseres is daarvoor niet verzekerd. Ten aanzien van de vervoersproblemen kan verweerder niet enkel verwijzen naar een ergotherapeut, verweerder dient dat te onderzoeken. Ten aanzien van de rapportage van 1 juni 2024 over individuele begeleiding vindt eiseres dat de casemanager die het onderzoek leidde niet over de specifieke deskundigheid beschikte. Pas na het maken van bezwaar werd Calder Werkt ingeschakeld om een medisch advies uit te brengen, maar in het sociaal medisch advies ontbreekt het onderdeel cognitie. Volgens eiseres heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. Zij heeft hulp nodig in de omvang met sociale contacten, stressreductie, het filteren van gedachten en sociale gebeurtenissen en begeleiding bij het aansturen van ondersteuners. Als gevolg van haar problematiek heeft eiseres beperkingen ten aanzien van de sociale redzaamheid, maatschappelijke participatie, psychosociaal welbevinden en mentaal functioneren. Ze heeft problemen met stemmingsregulatie, overbelasting en forse angstklachten. Eiseres vindt dat zij door verweerder te algemeen wordt verwezen naar algemene voorzieningen en standaardoplossingen, en dat er geen sprake is van een maatwerkvoorziening die een passende bijdrage levert aan haar zelfredzaamheid en participatie. Tot slot vindt eiseres dat het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 niet als uitgangspunt kan worden gebruikt voor de omvang van het resultaat wasverzorging.
7. Niet in geschil is dat eiseres beperkingen ervaart. Voorts richt het beroep zich enkel tegen de ongegrondverklaring. Eiseres heeft geen gronden gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren.
Procesbelang
8. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiseres procesbelang heeft voor zover zij zich heeft gericht tegen de toekenning van maximaal drie uur ondersteuning per week en de verlenging van de indicatie tot 1 december 2024 op het gebied van sociaal en persoonlijk functioneren.
8.1.
Er is pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden.
8.2.
Eiseres heeft onvoldoende procesbelang bij de behandeling van dit onderdeel van haar beroep. Er is sprake van een afgesloten periode. Het beroep is gericht tegen besluitvorming waarvan de indicatieperiode is verstreken en de zorg in natura kan niet met terugwerkende kracht worden verleend. Niet is gebleken dat een inhoudelijk oordeel over die besluitvorming nog van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Ook is niet gebleken van als gevolg van die besluitvorming geleden schade waaraan procesbelang kan worden ontleend.
8.3.
Ten aanzien van dit onderdeel van het bestreden besluit is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.
Stappenplan
9. Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.
9.1.
Artikel 2.3.2, vierde lid, onder f, van de Wmo 2015 bepaalt dat met het oog op de behoefte aan verbetering van de zelfredzaamheid en de participatie het college de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening onderzoekt.
10. Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
11. Wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, moet het college allereerst vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager. Vervolgens moet onderzocht worden of en in hoeverre er andere mogelijkheden zijn die de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verstrekken. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.
11. De hulpvraag is in de Wmo-adviezen (uitgebreid) weergegeven. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat verweerder dit slechts fragmentarisch heeft vastgesteld.
11. Ten aanzien van de medische expertise van de casemanager overweegt de rechtbank dat, voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. In dit geval heeft verweerder een sociaal medisch advies gevraagd aan Calder Werkt.
13.1.
Eiseres heeft ten aanzien van het sociaal medisch advies gesteld het onderdeel cognitie te missen. Hierover heeft verweerder ter zitting gesteld dat de adviesverslagen onderkennen dat er cognitieve problematiek is. Vanwege haar beperkingen heeft eiseres daarom een voorziening verstrekt gekregen op het resultaatgebied begeleiding. Verweerder meent dat hiermee dit onderdeel weldegelijk verdisconteerd is in zowel de verslagen als de verstrekte voorziening. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd in hoeverre dat nog steeds niet voldoende is.
14. Ten aanzien van het bepalen welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat verweerder deze stap zou hebben overgeslagen. Uit het bestreden besluit blijkt wat hierin de overwegingen zijn geweest van verweerder.
14. Ter zitting is ten aanzien van het HHM Normenkader 2019 besproken dat niet in geschil is dat de normtijden van dit kader gebruikt mogen worden als uitgangspunt. Eiseres heeft verder niet gesteld in hoeverre er sprake is van te weinig toegekende uren.
14. Ten aanzien van de belemmeringen die eiseres ervaart bij het verplaatsen buitenshuis (de mobiliteit) stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft geadviseerd een ergotherapeut in te schakelen om de zelfredzaamheid te vergroten. Zelfstandig kan eiseres 50 tot 100 meter lopen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiseres op een wachtlijst is geplaatst voor ergotherapie. Gezien de beperkingen van eiseres en de onduidelijkheid over welk hulpmiddel (welke maatwerkvoorziening) een passende oplossing zou kunnen bieden voor de mobiliteitsproblemen, diende verweerder nader onderzoek te verrichten omdat onduidelijk was welke voorzieningen passend zouden zijn.
16.1.
Ten aanzien van de vervoersbehoefte voor het afleggen van bezoeken naar medische behandelaars heeft verweerder erkend dat enkel is verwezen naar de zorgverzekeraar als mogelijkheid, maar dat verweerder niet heeft onderzocht in hoeverre eiseres aanspraak kon maken op een vergoeding op grond van de Zvw, hoewel dat wel had moeten gebeuren.
16.2.
Verweerder zal dit alsnog moeten doen. Dit sluit aan bij de integraliteitsgedachte en de afstemmingsgedachte van de wetgever en komt ook mede tot uitdrukking in artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder f, van de Wmo 2015. [1] Pas wanneer duidelijk is welke ondersteuning nodig is, kan verweerder onderzoeken of en in hoeverre eiseres andere mogelijkheden heeft waarmee de nodige ondersteuning kan worden geboden.
17. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij ten aanzien van de mobiliteitsproblemen die eiseres ondervindt buitenshuis slechts is verwezen naar de Zvw en de ergotherapeut.
17. De rechtbank zal bepalen met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor 8 weken de tijd.
17. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
20. De rechtbank ziet geen aanleiding een dwangsom te verbinden aan de termijn die zij heeft gesteld voor het nemen van een nieuwe beslissing. De wet biedt eiseres voldoende handvatten om een tijdige beslissing door verweerder te waarborgen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de verwijzing naar de Zvw en de ergotherapeut door verweerder in het kader van de mobiliteitsproblemen van eiseres;
  • vernietigt het besluit van 20 februari 2024 voor dat deel;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres zal vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.P.A. Stok, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk met de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1046.