In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025, wordt het beroep van eiser, een Eritrese nationaliteit, behandeld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelt dat de minister de procedure niet zorgvuldig heeft uitgevoerd, omdat het verslag van het aanmeldgehoor niet tijdig aan de gemachtigde van eiser is verzonden. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand. De rechtbank wijst erop dat de minister niet van haar verplichtingen kan worden ontslagen door de mogelijkheid tot beroep, en dat de zorgvuldigheid in de bestuurlijke voorprocedure essentieel is. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,-.