ECLI:NL:RBDHA:2025:20179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.39692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgend beroep tegen niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het opvolgende beroep van eisers behandeld. Eisers hebben beroep aangetekend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in een eerdere procedure was opgedragen om binnen 14 dagen een beslissing te nemen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.

De rechtbank merkt op dat het dossier mogelijk niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen. Desondanks legt de rechtbank de minister een termijn op van vier weken om alsnog een beslissing te nemen, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Daarnaast hebben eisers verzocht om een dwangsom op te leggen voor het geval de minister niet tijdig beslist. De rechtbank stemt hiermee in en bepaalt dat de minister € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Verder moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken een besluit op de aanvraag bekend te maken en heeft de eisers vrijstelling van het griffierecht verleend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam]V-nummer: [nummer],

eisers,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.2.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
1.3.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. In een eerdere beroepsprocedure niet tijdig beslissen heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen 14 dagen alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
2. Het beroep is kennelijk ontvankelijk en gegrond.
3. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de rechtbank in een eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen vier weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
4. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [2] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- daarvoor voldoende. Als het bestuursorgaan een weigerachtige houding heeft, kan de rechtbank het bedrag van de dwangsom verhogen. In dit geval ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Rechtbank acht een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- hier redelijk.
5. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens rechter, in aanwezigheid van
A.W. Landman, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.