ECLI:NL:RBDHA:2025:20250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL23.28677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit inzake tijdelijke bescherming en verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, tegen het bestreden besluit van 30 augustus 2023, waarin werd vastgesteld dat zijn recht op bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming eindigt op 4 september 2023. Op 7 februari 2024 heeft verweerder dit besluit ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het bestreden besluit is ingetrokken en eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Eiser verbleef tijdelijk in Oekraïne en had rechtmatig verblijf in Nederland tot 4 maart 2024. De rechtbank stelt vast dat aan eiser geen terugkeerbesluit is opgelegd en dat hij een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 30 augustus 2023.
1.1.
Verweerder heeft met dat besluit vastgesteld dat eisers recht op bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (de Richtlijn) [2] eindigt op 4 september 2023. Op 7 februari 2024 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser verbleef op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne op het moment dat de invasie van Oekraïne door de Russische strijdkrachten begon. Tot 4 maart 2024 heeft eiser rechtmatig verblijf in Nederland gehad op grond van de Richtlijn.
2.1.
Op 30 augustus 2023 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn verblijfsrecht op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege eindigt per 3 september 2023, nu niet langer facultatieve tijdelijke bescherming wordt verleend aan derdelanders die een tijdelijk verblijfsrecht hadden in Oekraïne. Op 7 februari 2024 heeft verweerder dat besluit ingetrokken onder verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 17 januari 2024. [3] In die uitspraak is – kort gezegd – geoordeeld dat de tijdelijke bescherming in Nederland van een vreemdeling zoals eiser per 4 maart 2024 van rechtswege eindigt. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd.
2.2.
Op 11 oktober 2024 heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning asiel verleend. Eiser heeft ook hierna zijn beroep gehandhaafd en aangevoerd dat verweerder prematuur een terugkeerbesluit heeft opgelegd aan eiser.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat de tijdelijke bescherming ten onrechte is beëindigd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Nu het bestreden besluit is ingetrokken en daarmee de gewenste vernietiging van dat besluit is bereikt, is verweerder in zoverre aan het beroep van eiser tegemoetgekomen en heeft eiser geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. De rechtbank stelt hierbij vast dat, anders dan eiser in eerdere gronden heeft gesteld, aan hem geen terugkeerbesluit is opgelegd. Ook neemt de rechtbank mee dat aan eiser een verblijfsvergunning asiel is toegekend met als ingangsdatum 23 juni 2022, zodat eiser rechtmatig verblijf heeft in Nederland met ingang van het moment van zijn oorspronkelijke aanvraag en zijn belang dus niet gelegen kan zijn in het verkrijgen van rechtmatig verblijf. Het beroep dient om die reden niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5.1.
Nu verweerder het besluit waartegen eiser beroep had ingesteld, heeft ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in het vergoeden van de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,-. [4]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:32).
4.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.