ECLI:NL:RBDHA:2025:20386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
NL25.49944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Algerijnse nationaliteit en geboren in 1988, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het bestreden besluit van 13 oktober 2025, omdat Luxemburg verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser zelf niet. De gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. Uit vaste rechtspraak blijkt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank wijst op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, waarin dit principe wordt bevestigd. Op 23 oktober 2025 heeft de minister de rechtbank geïnformeerd dat eiser op 16 oktober 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 27 oktober 2025 bevestigd dat hij geen contact meer heeft met eiser.

Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en is op 31 oktober 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.49944
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),

en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. J.A.A. Willems).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 oktober 2025 niet in behandeling genomen omdat Luxemburg verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser is niet verschenen. De gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 20241.
2.2.
Op 23 oktober 2025 heeft de minister de rechtbank bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken op 16 oktober 2025. In het bericht van 27 oktober 2025 heeft de gemachtigde van eiser in reactie hierop aangegeven dat hij geen contact meer heeft met eiser.
2.3.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.