ECLI:NL:RBDHA:2025:20392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
NL25.31632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en medisch onderzoek

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 november 2025, wordt de asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door mr. B.H. Werink en mr. B. Zagers, behandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 8 juli 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Frankrijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de minister in strijd met artikel 24 van de Procedurerichtlijn heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of eiser in staat was om zijn verhaal consistent en betrouwbaar naar voren te brengen. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen door een medisch onderzoek aan te bieden aan eiser, waarbij de minister binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek moet worden uitgevoerd door een deskundige op het gebied van psychische problematiek bij asielzoekers. De termijn voor herstel is vastgesteld op acht weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.31632 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. B. Zagers).

Samenvatting

1. Met het bestreden besluit van 8 juli 2025 heeft de minister de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Frankrijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij vindt dat de minister in strijd met artikel 24 van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) heeft gehandeld.
1.1.
In deze tussenuitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of eiser in staat was om zijn verhaal op een consistente en betrouwbare wijze naar voren te brengen. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 22 maart 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister.
2.4.
Partijen hebben de gelegenheid gekregen zich uit te laten over de vraag of eiser alsnog door een medisch specialist kan worden onderzocht, en zo ja, door welke specialist en op welke wijze dit onderzoek dient plaats te vinden. Na de zitting hebben partijen hierover nadere schriftelijke reacties ingediend.

Overwegingen

3. De minister heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft namelijk in een andere lidstaat van de Europese Unie – te weten Frankrijk – een internationale beschermingsstatus. Volgens de minister heeft eiser daarom een zodanige band met Frankrijk dat het redelijk is dat hij daarheen terugkeert. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
4. Eiser kan zich hier niet mee verenigen. Op wat namens hem is aangevoerd gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat, voor deze tussenuitspraak van belang is.
5. Eiser voert aan dat de minister in strijd met artikel 24 van Richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn) heeft gehandeld. Eiser verwijst naar verschillende passages uit zijn gehoren waarin hij verwarde verklaringen heeft afgelegd. Volgens eiser had de minister geen beslissing kunnen nemen zonder eiser eerst nader (psychiatrisch) te laten onderzoeken.
6. In artikel 24 van de Procedurerichtlijn is bepaald dat lidstaten moeten beoordelen of een verzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft, en dat passende steun wordt geboden om te waarborgen dat de verzoeker toegang heeft tot de procedure en in staat is om zijn relaas naar voren te brengen. Uit punt 29 van de considerans volgt dat lidstaten moeten trachten te herkennen of een verzoeker die bijzondere procedurele waarborgen nodig heeft, en wel voordat een beslissing in eerste aanleg wordt genomen.
7. De rechtbank overweegt als volgt. De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat uit eisers verklaringen het beeld naar voren komt van iemand die lijdt aan wanen. De gemachtigde van de minister heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat tijdens de gehoren is geschakeld met de coördinator en dat eiser om die reden is bevraagd naar zijn psychische situatie. De minister heeft het besluit niet lichtzinnig genomen, maar heeft uiteindelijk onvoldoende aanleiding gezien om eiser medisch te onderzoeken. De rechtbank merkt op dat eiser op verschillende momenten in de gehoren concreet en gedetailleerd heeft verklaard. Tegelijkertijd zijn eisers verklaringen over wat hij in Frankrijk heeft meegemaakt op onderdelen bevreemdend en weinig samenhangend. Zo heeft eiser onder meer verklaard dat er op zijn werk iets in het water van het koffieautomaat werd gedaan, zodat de mensen die dat drinken niet weten wat ze doen. Ook heeft hij verklaard dat er water op hem werd gegoten terwijl hij sliep, en dat verschillende mensen apparatuur bij hem thuis hebben geïnstalleerd om alle asielzoekers te bespioneren. De rechtbank benadrukt dat dit slechts een beperkte selectie betreft van de door eiser afgelegde verklaringen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser tijdens de gehoren meerdere malen heeft verklaard dat hij in Frankrijk als ziek is bestempeld en dat eiser eveneens heeft verklaard in het verleden psychische klachten te hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank had de minister, in het licht van voornoemde omstandigheden, dan ook moeten onderkennen dat eiser mogelijk bijzondere procedurele waarborgen nodig had en dat nader medisch onderzoek in dit geval geboden was. Door dit na te laten, heeft de minister onvoldoende zorgvuldig en in strijd met
artikel 24 van de Procedurerichtlijn gehandeld.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en in strijd is met artikel 24 van de Procedurerichtlijn. De rechtbank kan het bestuursorgaan, op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid stellen om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de minister in deze zaak in de gelegenheid te stellen om het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan middels het alsnog aan eiser aanbieden en doen uitvoeren van een medisch onderzoek, en indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft eiser opnieuw te horen met inachtneming van de procedurele waarborgen die eiser behoeft en het op basis daarvan nemen van een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met het intrekken van het bestreden besluit. De rechtbank acht het van belang dat dit onderzoek wordt verricht door een arts met deskundigheid op het gebied van psychische problematiek bij asielzoekers. De rechtbank maakt uit de reactie van de minister op dat een arts van MedTadvies eiser zou kunnen onderzoeken, aangezien deze artsen ervaring hebben met het beoordelen van personen met (mogelijke) psychische klachten. De rechtbank stelt de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen vast op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt de minister op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt de minister in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra - Verbeek, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.