ECLI:NL:RBDHA:2025:2045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/6403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitkering uit Schadefonds geweldsmisdrijven wegens onvoldoende bewijs slachtofferschap

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 20 december 2023, en het bezwaar daartegen werd op 3 juni 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 behandeld, maar zowel eiseres als verweerder waren niet aanwezig op de zitting.

Eiseres stelt dat zij en haar kinderen al jaren worden bedreigd door haar bovenbuurman, wat volgens haar heeft geleid tot schade en psychische klachten. Ze heeft daarom een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. Verweerder heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, wat de reden was voor de afwijzing van haar aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Een uitkering uit het Schadefonds is geen volledige schadeloosstelling, maar een erkenning van slachtofferschap. De aanvrager moet voldoende objectieve informatie aanleveren om aan te tonen dat er sprake is van een geweldsmisdrijf. In dit geval ontbrak het aan objectieve informatie die het slachtofferschap kon onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6403

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben bij brief van 27 november 2024 laten weten niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn. Ook namens verweerder was er niemand aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt dat zij en haar kinderen al jaren worden bedreigd door haar bovenbuurman. Zij stelt op grond daarvan schade te hebben geleden en heeft daarom een aanvraag gedaan voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. Omdat het volgens verweerder onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres slachtoffer is geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, is haar aanvraag afgewezen. [1] Wat vindt eiseres in beroep?
3. Al tien jaar wordt eiseres gepest door haar bovenbuurman. Zij heeft daar psychische klachten aan overgehouden. Die pesterijen kunnen worden gezien als een geweldsmisdrijf met ernstige gevolgen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte haar aanvraag afgewezen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven aan eiseres heeft kunnen weigeren en overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven is een financiële tegemoetkoming die niet tot doel heeft het slachtoffer volledig schadeloos te stellen, maar vooral een uiting is van solidariteit van de samenleving naar het slachtoffer en een erkenning van zijn of haar slachtofferschap. De beslissing over een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven berust op een discretionaire bevoegdheid van verweerder en dient door de rechtbank daarom terughoudend te worden getoetst.
4.2.
Het is aan de aanvrager van een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven om met voldoende objectieve informatie aannemelijk te maken dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [2] Nog daargelaten de vraag of de gestelde pesterijen als zodanig kunnen kwalificeren, heeft verweerder terecht geoordeeld dat er van objectieve informatie waaruit dit blijkt geen sprake is. Van de politie ontving verweerder een aangifte van een mishandeling gepleegd op 19 mei 2013 door iemand anders dan haar bovenbuurman. Op grond van dat incident is door eiseres eerder tevergeefs een aanvraag voor uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven gedaan. [3] Daarnaast ontving verweerder twee meldingen en een tegenmelding van de politie. De meldingen hebben betrekking op overlast, lastigvallen en het slaan met een stok op de deur van eiseres. De tegenmelding betrof het leksteken van een bal door eiseres. Van aangiftes of meldingen die zien op geweldpleging of bedreiging van haar buurman is niet gebleken. Eiseres zelf heeft verder geen objectieve informatie verstrekt, ook niet nadat verweerder haar daar op 21 november 2023 schriftelijk om heeft verzocht. Zoals verweerder terecht heeft betoogd is medische informatie over de PTSS klachten van eiseres daartoe in beginsel ontoereikend, omdat dit nog geen uitsluitsel geeft over de daadwerkelijke toedracht daarvan. [4] Bovendien heeft eiseres het behandelplan 2023 van Stichting [stichting] pas overgelegd in beroep, zodat verweerder daar niet eerder kennis van heeft kunnen nemen en dit niet is betrokken bij het bestreden besluit.
4.3.
Omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder geen uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven aan eiseres hoeft uit te keren.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van
3.Het beroep daartegen is ongegrond verklaard, zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15877.
4.Zie ook de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven, p. 6-7.