ECLI:NL:RBDHA:2025:20466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
NL25.38147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

Deze uitspraak betreft een hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag over een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben op 26 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid. In een eerdere procedure heeft de rechtbank de minister opgedragen om vóór 30 mei 2025 een beslissing te nemen, maar deze beslissing is niet tijdig genomen. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eisers procesbelang hebben bij het tweede beroep en concludeert dat dit ontbreekt, omdat zij met het tweede beroep niet meer kunnen bereiken dan met het eerste beroep. Desondanks is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond. De rechtbank stelt vast dat het dossier mogelijk nog niet compleet is, maar gezien de beslistermijn die eerder is opgelegd, moet de minister binnen vier weken na deze uitspraak een beslissing nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50. Deze hersteluitspraak vervangt de eerdere uitspraak van 27 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.38147
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],
V-nummer: [nummer],
[naam],
V-nummer: [nummer],
[naam],
V-nummer: [nummer],
[naam],
V-nummer: [nummer],
tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie,de minister.
Inleiding
1.
Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent in het kader van nareis.Eisers hebben op 26 oktober 2023 een aanvraag voor het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf ingediend.
1.1.
Eisers hebben op 28 juli 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit (NL25.34445). Op 30 oktober 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats dat beroep van eisers gegrond verklaard en daarbij de minister opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. [1] Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van € 200,- voor elke dag dat de minister deze beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
1.2.
Eisers hebben op 14 augustus 2025 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dat beroep.
1.
13. Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
1.
24. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [2]
Beoordeling door de rechtbank
2.
In een eerdere beroepsprocedure niet tijdig beslissen (NL24.20645) heeft de rechtbank de minister opgedragen om vóór 30 mei 2025 alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eisers procesbelang hebben bij een beoordeling van het onderhavige beroep. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Eisers hebben tweemaal beroep ingesteld met dezelfde strekking, namelijk dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag. Nu eisers met een tweede beroep niet meer kunnen bereiken dan zij met het eerste beroep hebben beoogd, hebben zij geen procesbelang bij het tweede beroep.
3.
Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
4.
De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de rechtbank in de eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen vier weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
5.
Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij opnieuw een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, nu met een maximum van € 15.000. [3] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is. De rechtbank kan het bedrag van de dwangsom verhogen. In dit geval ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.
6.
De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [4]
Conclusie en gevolgen

3.Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

4.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5. Deze hersteluitspraak is gedaan omdat de rechtbank in de oorspronkelijke uitspraak ten onrechte geen acht geslagen heeft op het eerste opvolgende beroep dat door eisers was ingediend, twee weken voordat onderhavig beroep werd ingediend. De gemachtigde van eisers heeft de rechtbank hierop gewezen. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 27 oktober 2025 is gedaan.

Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van A.S. van der Veen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).