ECLI:NL:RBDHA:2025:20527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen de minister van Asiel en Migratie
Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen meerdere verzoekers en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. N. Imminga, hebben een verzoek ingediend om de minister te veroordelen in de proceskosten na het intrekken van hun beroep. Dit beroep werd ingetrokken omdat de minister op 10 juli 2025 de verzochte machtigingen voor voorlopig verblijf (mvv’s) had verstrekt. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de minister op 26 augustus 2025 heeft gereageerd.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank overwoog dat, hoewel de minister aan de verzoekers tegemoet was gekomen door het nemen van een besluit, dit niet voldoende was voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank moest beoordelen of de eerder opgelegde beslistermijn was verstreken ten tijde van het indienen van het beroep. De minister stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat verzoekers geen procesbelang meer zouden hebben gehad.
De rechtbank oordeelde echter dat verzoekers recht hadden op vergoeding van hun proceskosten, omdat zij belang hadden bij het verkrijgen van een besluit en niet alleen bij de dwangsom. De rechtbank stelde de hoogte van de proceskostenvergoeding vast op € 453,50, omdat er geen andere kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De minister werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoekers. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.