ECLI:NL:RBDHA:2025:20643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
SGR 24/2407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van militair invaliditeitspensioen en beoordeling van alcoholstoornis in relatie tot militaire dienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2025, in de zaak SGR 24/2407, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie beoordeeld. Eiser, een beroepsmilitair, heeft een militair invaliditeitspensioen (MIP) aangevraagd na uitzending naar Bosnië, waar hij PTSS heeft opgelopen door traumatische ervaringen. De staatssecretaris heeft aanvankelijk een MIP van € 3.370,92 bruto per jaar toegekend, gebaseerd op een invaliditeitspercentage van 16%, maar heeft geen dienstverband aanvaard voor de alcoholstoornis van eiser, die hij beschouwde als een inadequate copingmechanisme voor de PTSS. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij stelt dat de staatssecretaris ten onrechte geen dienstverband heeft aangenomen voor zijn alcoholstoornis en dat hij recht heeft op een hogere score in de subrubriek 'basale communicatie'. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de causaliteit tussen de alcoholstoornis en de militaire dienst niet correct heeft beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk een verergerend dienstverband is voor de alcoholstoornis, aangezien deze voortkomt uit de PTSS die is ontstaan door de militaire dienst. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de alcoholstoornis betreft en kent invaliditeit met dienstverband toe voor deze stoornis, met terugwerkende kracht tot 22 oktober 2020. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ( [land] ), eiser

(gemachtigden: mrs. M. Blommers en P.A.C. van Gool),
en

de staatssecretaris van Defensie, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. W.R.C. Adang).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 15 februari 2024 (het bestreden besluit) om aan eiser een militair invaliditeitspensioen (MIP) toe te kennen van € 3.370,92 bruto per jaar, berekend naar een mate van invaliditeit van 16%.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft een aanvullende medische rapportage van [naam 1] , revalidatiearts ( [naam 1] ) en [naam 2] , psychiater ( [naam 2] ), gedateerd 3 december 2024, ingediend. De staatssecretaris heeft de rapportage voor commentaar voorgelegd aan de adviserend verzekeringsarts van het Bedrijf Bijzondere Medische Beoordelingen van het ministerie van Defensie, Luitenant-kolonel arts [naam 3] ( [naam 3] ). Zijn commentaar van 5 februari 2025 heeft de staatssecretaris op 6 februari 2025 ingediend. Op 9 mei 2025 heeft eiser aanvullende gronden ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigden en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Eiser is als beroepsmilitair uitgezonden geweest naar Bosnië. Tijdens de uitzending heeft hij verschillende traumatische gebeurtenissen meegemaakt waardoor hij posttraumatische stressstoornis (PTSS) heeft gekregen. Op 22 oktober 2021 heeft hij de staatssecretaris verzocht hem een MIP toe te kennen. De staatssecretaris heeft verergerend dienstverband aanvaard voor de PTSS en de mate van invaliditeit vastgesteld op 5%. Omdat de mate van invaliditeit minder dan 10% bedroeg, kwam eiser niet in aanmerking voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen. Voor de stoornis in alcoholgebruik heeft de staatssecretaris geen verband met de uitoefening van de militaire dienst aanvaard.
3.2.
Met het bestreden besluit is de staatssecretaris gedeeltelijk tegemoet gekomen aan eisers bezwaar. De mate van invaliditeit is nader vastgesteld op afgerond 16%. Eisers bezwaar geeft de staatssecretaris geen aanleiding om alsnog dienstverband te aanvaarden voor de stoornis in alcoholgebruik, omdat – kort gezegd – deze stoornis kan worden gezien als een inadequate vorm van coping bij de PTSS. Verder heeft de staatssecretaris geen reden gezien om ook de score in subrubriek 5 (basale communicatie) aan te passen, omdat eiser geen beperkingen op dit gebied heeft.
Wat vindt eiser in beroep?
4.1.
Eiser stelt dat ten onrechte geen score in klasse 1 is toegekend in subrubriek 5 (basale communicatie). In de verzekeringsgeneeskundige rapportages wordt beschreven dat hij verminderd in staat is zich verstaanbaar te maken met schriftelijke taaluitingen en hij beperkt is bij zijn gedachten op papier te zetten. Volgens de rapportages onderkent eiser dit en kan hij dit meestal compenseren. De taken worden vaak overgenomen door zijn partner. Deze beschrijving komt volgens eiser vrijwel woordelijk overeen met de beschrijving van een klasse 1-beperking op het gebied van basale communicatie.
4.2.
Verder stelt eiser dat de staatssecretaris ten onrechte geen dienstverband heeft aangenomen voor de alcoholstoornis. Inadequate coping is geen uit de relevante protocollen omstandigheid die meeweegt bij de vraag of er sprake is van dienstverband. Daarnaast stelt eiser dat de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘verergerend dienstverband’ niet strookt met het geldend wettelijk stelsel en geldende jurisprudentie. De stringente toets uit het PTSS-protocol dat het ontstaan van co-morbiditeit in ‘overwegende mate’ een gevolg van de traumatische gebeurtenis moet zijn, vindt geen steun in het Besluit AO/IV [1] en ook niet in de jurisprudentie van deze rechtbank of de Centrale Raad van Beroep. Het gaat erom of de militaire dienst duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan, tot uiting komen of verergeren van de stoornis in alcoholgebruik. Eiser ziet niet in waarom de staatssecretaris in dit geval invaliditeit met dienstverband afwijst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is een score van klasse 1 in subrubriek 5 (basale communicatie) aan de orde?
5.1.
De rechtbank overweegt dat uit het Beleidshandboek MIO/SMO van het ABP ten aanzien van basale communicatie volgt dat deze subrubriek in het algemeen met een klasse 0 zal worden gewaardeerd, omdat het bij deze rubriek gaat om de waardering van psychotische toestandsbeelden met langdurig en ernstig communicatief disfunctioneren, wat bij PTSS in het algemeen niet voorkomt. Nu hiervan bij eiser geen sprake is, heeft de staatssecretaris op goede gronden deze subrubriek met een klasse 0 gewaardeerd. [2]
De rechtbank volgt het op zitting aangevoerde betoog van eiser, dat de invulling die aan het begrip ‘basale communicatie’ wordt gegeven niet strookt met de definiëring van de scores zoals die in Beoordelingslijst vastleggen psychische beperkingen [3] zijn vermeld en er daarmee een te strikte beoordeling van de beperkingen in deze subrubriek plaatsvindt, niet. De staatssecretaris heeft toegelicht dat het Beleidshandboek een aanvulling is op het PTSS-protocol. De bewuste pagina uit het Beleidshandboek die de staatssecretaris met het verweerschrift heeft ingediend betreft een aanwijzing hoe met het begrip ‘basale communicatie’ moet worden omgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook uit de toelichting in het Beleidshandboek bij subrubriek 5 ‘basale communicatie’ zelf dat die bedoeld is als aanwijzing hoe deze subrubriek geïnterpreteerd moet worden. Het begrip ‘basale communicatie’ bleek op verschillende wijzen geïnterpreteerd te kunnen worden. Deze aanwijzing betekent niet dat daarmee de beperkingen in deze subrubriek strenger of anders worden beoordeeld. Overigens valt uit de toelichting in het Beleidshandboek bij subrubriek 5 ‘basale communicatie’ op te maken dat de beperkingen in deze subrubriek al sinds 23 mei 2011 op deze manier worden beoordeeld. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Wel of geen dienstverband voor de stoornis in alcoholgebruik?
5.2.
De stoornis in het alcoholgebruik kan als een zogenaamde co-morbiditeit gepaard gaan met PTSS. Onder co-morbiditeit wordt verstaan het tegelijkertijd voorkomen van diverse aandoeningen die soms wel, soms niet een relatie met elkaar hebben. Ook kan de oorzaak verschillen. PTSS gaat regelmatig gepaard met co-morbiditeit. Het is medisch vaak moeilijk, zeker bij psychische problematiek, een onderscheid te maken tussen co-morbiditeit welke wél en welke géén causaal verband heeft met de dienst. Partiële toerekening behoort (nog) niet tot de wettelijke mogelijkheden, daarom moet toch een ‘alles of niets’ uitspraak worden gedaan. De co-morbiditeit mag alleen aan de traumatische gebeurtenis worden toegerekend als deze traumatische gebeurtenis wordt geacht in overwegende mate deze co-morbiditeit te hebben veroorzaakt (voor meer dan 50%), aldus het PTSS-protocol.
5.3
Daarnaast stelt het PTSS-protocol onder 6.2.2 bij Regels dienstverband en causaliteit bij PTSS met co-morbiditeit dat allereerst de bovenstaande voorwaarde geldt: alleen toerekening als de traumatische gebeurtenis wordt geacht in overwegende mate een rol te hebben gespeeld bij het ontstaan van de co-morbiditeit. Daarnaast zijn volgens het PTSS-protocol de aanvullende diagnostische omschrijvingen en de onderverdeling naar enkelvoudige T1 en complexe T2 traumatische gebeurtenissen) richtinggevend. Bij een T1 PTSS wordt verergerend dienstverband toegekend aan die co-morbiditeit, welke min of meer gelijk met de PTSS manifest is geworden. Deze regel gaat uiteraard niet op als overtuigende argumenten aanwezig zijn om aan te nemen dat duidelijk andere factoren een overwegende rol hebben gespeeld bij het ontstaan van deze co-morbiditeit. Aan co-morbiditeit welke pas later in het beloop van de T1 PTSS ontstaat wordt in principe geen dienstverband toegekend. Bij T2 PTSS geldt dat voor co-morbiditeit, direct of later ontstaand, dienstverband wordt aangenomen. Ook hiervoor geldt uiteraard de uitzondering van bovenstaande voorwaarde.
5.4.
Hiermee lijkt er te worden gesuggereerd dat voor co-morbiditeit slechts oorzakelijk dienstverband van artikel 2, derde lid, onder b van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV) kan worden aangenomen. Echter staat er in het PTSS-protocol ook dat voor co-morbiditeit bij T1 PTSS getoetst wordt of er sprake is van verergerend dienstverband. Hoewel dit onduidelijk is opgeschreven, lijkt uit de voorbeelden die zijn opgenomen in paragraaf 6.2.2. van het PTSS-protocol te volgen dat alleen bij T2 PTSS wordt getoetst of er sprake is van oorzakelijk dienstverband.
5.5.
Wat betreft de causaliteit bij T1 PTSS en T2 PTSS is het volgende opgenomen in het PTSS-protocol:
De volgende causaliteit regels worden daarom gehanteerd: Bij T1 PTSS moet worden uitgegaan van een verergerend dienstverband. Alleen gemotiveerd kan hiervan worden afgeweken. Voor de T2 PTSS geldt het omgekeerde: oorzakelijk dienstverband wordt aangenomen, tenzij goede argumenten aanwezig zijn om uit te gaan van een verergerend dienstverband.
5.6.
De rechtbank concludeert hieruit dat voor de vaststelling van causaliteit tussen de co-morbiditeit en de dienst moet worden uitgegaan van hetzelfde dienstverband als dat is aangenomen voor de PTSS.
5.7.
Echter, met ingang van 1 maart 2019 hanteert de staatssecretaris een beleid dat inhoudt dat bij de beoordeling van het dienstverband van PTSS het onderscheid tussen T1- en T2-trauma wordt losgelaten. Dit betekent volgens een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat bij het ontbreken van dan wel geringe invloed van andere buiten de dienst gelegen oorzaken (dat wil zeggen minder dan ‘in belangrijke mate’) op het ontstaan van de psychotraumatische aandoening, voor beide typen traumata een oorzakelijk dienstverband wordt aangenomen. Dat neemt volgens de CRvB niet weg dat in het geval de etiologische factoren overeenkomen met de wettelijke criteria voor verergerend dienstverband, ongeacht de aard van het psychotrauma, een verergerend dienstverband dient te worden overwogen. [4]
5.8.
Nu nog steeds zowel oorzakelijk als verergerend dienstverband kunnen worden aangenomen voor PTSS, dient voor de vaststelling van causaliteit tussen de co-morbiditeit en de dienst nog steeds uit te worden gegaan van hetzelfde dienstverband als dat is aangenomen voor de PTSS.
5.9.
In deze zaak is verergerend dienstverband aangenomen voor de PTSS van eiser. Er dient dus te worden beoordeeld of ook verergerend dienstverband kan worden toegekend aan de stoornis in het alcoholgebruik.
5.10.
Verergerend dienstverband is neergelegd in artikel 2, derde lid, onder c van het Besluit AO/IV en de toets is volgens vaste rechtspraak van de CRvB [5] of de militaire dienst een duidelijk aanwezige factor is (geweest) bij het ontstaan, tot uiting komen of verergeren van, in dit geval, de alcoholstoornis van eiser.
5.11.
In het WIA/IP Protocol staat uitgelegd dat bij een verergerend dienstverband volledige vergoeding wordt toegekend, ook al zijn er (veel) pre-existente, predisponerende en andere belastende factoren aanwezig. Er staat ook dat die factoren medisch gezien meer bepalend zijn voor de ernst van de beperkingen.
5.12.
De vraag die voorligt is derhalve of de staatssecretaris op juiste wijze heeft beoordeeld in hoeverre, naast alle life-events die hebben plaatsgevonden in het leven van eiser, de uitzending een duidelijk aanwezige factor was in het ontstaan, tot uiting komen of verergeren van de stoornis in het alcoholgebruik.
5.13.
De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De staatssecretaris houdt in bezwaar en beroep vast aan zijn oordeel dat er geen sprake is van verergerend dienstverband omdat het de eigen “keuze” van eiser zou zijn om alcohol te gebruiken en omdat de alcoholstoornis een inadequate wijze van coping zou zijn. Deze factoren zijn op basis van bovenstaande medisch gezien bepalend voor de ernst van de beperking en niet voor de juridische beoordeling of sprake is van een verergerend dienstverband. Dit volgt ook uit de door de staatssecretaris aangehaalde rechtspraak van deze rechtbank en de CRvB.
5.14.
Bovendien zou, als de argumentatie van de staatssecretaris zou worden gevolgd, vrijwel nooit dienstverband kunnen worden aangenomen voor een aan middelen verbonden stoornis nu dit per definitie een inadequate manier van coping is en in vrijwel al die gevallen de vermeende “keuze” zou worden gemaakt om een dergelijk middel in te nemen. Dit zou in strijd zijn met hetgeen is opgenomen in het PTSS-protocol ten aanzien van co-morbiditeit, nog daargelaten de vraag of er in het geval van een aan middelen verbonden stoornis sprake is van een (bewuste) keuze.
5.15.
Nu de staatssecretaris niet op juiste wijze de causaliteit tussen de militaire dienst en de alcoholstoornis van eiser heeft beoordeeld, kent het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Hierom is het beroep gegrond.
5.16.
De rechtbank ziet de mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien en daarmee het geschil finaal te beslechten op basis van de verschillende commentaren van [naam 3] en medische adviezen van [naam 1] en [naam 2] die onderdeel zijn van deze procedure. Als uitgangspunt geldt namelijk dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. De door eiser ingebrachte stukken die zijn opgesteld door [naam 1] en [naam 2] geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent.
5.17.
Uit deze commentaren en medische adviezen volgt namelijk dat partijen het erover eens zijn dat eiser alcohol heeft ingezet als zelfmedicatie om zijn PTSS klachten te dempen. Dit is door eiser in bezwaar gesteld en bevestigd door [naam 1] in zijn medisch advies van 28 juli 2023 en door [naam 3] op 18 augustus 2023:

Voor de afwijzing van de stoornis in alcoholgebruik, matig, in remissie (C) is het evenwel zo, zoals de gemachtigde aangeeft bij punt 3.6 dat er bij eiser sprake is van zelfmedicatie (alcohol), dat zelfmedicatie gezien wordt als inadequate wijze van coping. Eiser kan namelijk voor de klachten en beperkingen ook adequate hulp zoeken in de vorm van therapie die is gericht op PTSS, juist hetgeen wat er van huis uit niet in zat en er dan blijkbaar naar de alcohol of andere verdovende middelen uitgeweken werd. In punt 3.6 geeft gemachtigde immers terecht aan dat het algemeen bekend is dat de bekende PTSS kenmerken, zoals angst en onrust op de korte termijn gedempt worden door drugs en alcohol, maar op de lange termijn het echter voor verergering van de klachten kan zorgen. Kortom hiermee bevestigt gemachtigde dat het misbruik van alcohol en andere verdovende middelen inderdaad een vorm is van inadequate coping.
5.18.
Partijen zijn het er dus ook over eens dat het algemeen bekend is dat de bekende PTSS kenmerken, zoals angst en onrust op korte termijn gedempt worden door drugs en alcohol. [naam 3] noemt dit alleen een inadequate coping en stopt de causaliteitsanalyse daar, zoals hiervoor vermeld onterecht. [naam 1] en [naam 2] doen dat niet. Zij komen in de verschillende medische adviezen en in de in beroep ingediende aanvullende medische rapportage beargumenteerd tot de conclusie dat er sprake is van dienstverband tussen de dienst het de stoornis in het alcoholgebruik van eiser:

Het alcoholmisbruik en het middelenmisbruik moeten naar onze mening bij uw cliënt worden gezien als een vorm van automedicatie en in ieder geval zijn deze middelen gebruikt om de gevoelens van onveiligheid, angst en onwelbevinden onder controle te houden.
Ons inziens is het dan ook zo dat ook dit middelenmisbruik en met name het overmatige alcoholgebruik in een causale relatie staan met het verrichten van de militaire dienst en de traumatiserende gebeurtenissen die zich daarbij hebben voorgedaan.
Het is niet zo dat wij kunnen stellen dat het middelenmisbruik een rechtstreeks en direct gevolg van de militaire dienst is, maar het vervullen van de militaire dienst en de gebeurtenissen waarmee uw cliënt tijdens het vervullen van zijn functie werd geconfronteerd, hebben daarbij wel een belangrijke oorzakelijke rol gespeeld.
In het kader van de beoordeling van het invaliditeitspensioen, moet er dan ook ons inziens worden geconcludeerd dat er bij uw cliënt wel sprake is van een verergerend verband met de dienst met betrekking tot het middelenmisbruik.”
En:

Het gegeven dat uw cliënt alcohol is gaan gebruiken, heeft ons inziens echter te maken met de omstandigheden en de traumatische gebeurtenissen uit zijn militaire diensttijd. Het is ons inziens niet aannemelijk, noch komt dit uit het dossier naar voren, dat uw cliënt alcohol en middelen zou gaan misbruiken als uw cliënt niet geconfronteerd zou zijn geweest met de traumatische gebeurtenissen tijdens de militaire dienst.
Het gegeven dat uw cliënt van huis uit niet heeft geleerd om op een andere manier op traumatische gebeurtenissen te reageren of, om wat in de ogen van collega [naam 3] adequate zorg is, te zoeken is uw cliënt naar onze mening niet aan te rekenen.
Uw cliënt is wie en wat hij is, zo is hij ook in militaire dienst gegaan.
Het is naar onze mening de militaire dienst die het luxerende en het noodzakelijke moment is geweest voor het alcoholmisbruik. Dat het leven van uw cliënt ook buiten de militaire dienst niet altijd gemakkelijk is verlopen en dat daarin ook traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, doet daaraan ons inziens niet af.”
En:

Naar mening van mijn collega [naam 2] , psychiater, is er bij uw cliënt sprake geweest van in psychiatrische zin problematisch alcoholgebruik. Het sociale leven van uw cliënt werd door het overmatige alcoholgebruik bepaald. De enige reden van het alcoholmisbruik was gelegen in het dempen, het omgaan en het onder controle houden van de klachten passend bij de PTSS.
Pas in de periode dat uw cliënt werd behandeld en werd ondersteund en ook sociaalmaatschappelijk in een hele andere situatie kwam, lukte het uw cliënt om het overmatige alcoholgebruik te staken.
Er was dus therapie voor de PTSS nodig om met het overmatig gebruik te kunnen stoppen.
Overmatig alcoholgebruik en alcoholmisbruik zijn naar mening van mijn collega nooit een bewuste keuze. Er is geen enkele patiënt die bewust en vanuit een volkomen autonomie, zonder dat hij door gevoelens van onwel bevinden of klachten zoals die bestaan bij een PTSS, overmatig alcohol zal gaan gebruiken. Daarvan is ook bij uw cliënt geen sprake geweest.
Ten onrechte wordt ons inziens het alcoholmisbruik dan ook niet dienstgerelateerd geacht. Het alcoholmisbruik is voortgekomen uit de PTSS die dienstgerelateerd is en het alcoholmisbruik hangt daarmee naar onze mening ook oorzakelijk samen.”
Nu [naam 3] automedicatie om de PTSS klachten te dempen als reden voor het alcoholmisbruik van eiser onderschrijft, volgt de rechtbank de conclusie van [naam 1] en [naam 2] dat sprake is van verergerend dienstverband tussen de stoornis in het alcoholgebruik van eiser en de militaire dienst. Dit betekent dat de staatssecretaris ten onrechte geen dienstverband heeft aangenomen.
5.18.
De rechtbank benadrukt bovendien dat, volgens het PTSS-protocol, de militair in voorkomende gevallen het voordeel van de twijfel dient te krijgen en dat de PTSS in meer dan 75% van de gevallen gepaard gaat met co-morbiditeit.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is gegrond voor zover de staatssecretaris heeft geweigerd dienstverband te aanvaarden voor de stoornis in alcoholgebruik. De rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat per 22 oktober 2020 invaliditeit met dienstverband wordt aanvaard voor de alcoholstoornis en door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Voor het overige is het beroep ongegrond.
6.2.
Het verzoek van eiser om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop de staatssecretaris de rente dient te berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 25 januari 2012. [6]
6.3.
Omdat beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan € 1.814,-.
6.4.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van de door eiser overgelegde deskundigenrapporten komt gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en gelet op het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldende tarief in 2024 wordt daarbij uitgegaan van een uurtarief van € 154,50 (tarief geldend in 2024) en 21% btw. Uit de op overgelegde factuur van 14 mei 2025 volgt dat totaal 3 uur (afgerond) aan de rapportages is besteed. Het door de staatssecretaris te vergoeden bedrag in verband hiermee bedraagt inclusief btw € 560,83.
6.5.
Eiser heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte reiskosten met de auto voor het bijwonen van de zitting. Het gaat om een bedrag van € 83,44. De rechtbank overweegt dat reiskosten in beginsel worden vergoed op basis van openbaar vervoer 2e klas. Nu het bedrag dat eiser aan reiskosten heeft gedeclareerd lager is dan de kosten van openbaar vervoer zal de rechtbank in dit geval het tarief voor de vergoeding van het gebruik van een eigen auto bedraagt ten hoogste € 0,28 per kilometer hanteren. De heen- en terugreis van het adres van eiser naar de rechtbank bedraagt over de kortste route 149 kilometer. De rechtbank stelt de vergoeding voor de reiskosten vast op € 83,44 (298 maal € 0,28). De totale proceskosten komen daarmee op € 2.458,27.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover dit ziet op de weigering dienstverband te aanvaarden voor de stoornis in alcoholgebruik;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 februari 2024 voor zover daarbij is geweigerd dienstverband te aanvaarden voor de stoornis in alcoholgebruik;
- bepaalt dat per 22 oktober 2020 invaliditeit met dienstverband wordt aanvaard voor de stoornis in alcoholgebruik;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de wettelijke rente als onder 6.2 is bepaald;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 51,- vergoedt;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €.2.458,27.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T.H. Janssen, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen
2.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2422
3.Bijlage 1 bij het PTSS-protocol
4.Uitspraak van de CRvB van 1 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:765.
5.Zie de uitspraak van 29 april 1987, ECLI:NL:CRVB:1987:AK2965 en de uitspraak van 13 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3825.