ECLI:NL:RBDHA:2025:20699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepsgronden in asielzaak
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag van eiser werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 4 september 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser op 4 september 2024 gegrond, maar na een nieuw besluit op 19 december 2024 bleef de afwijzing opnieuw in stand. Eiser heeft op 28 augustus 2025 zijn beroep behandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden van het beroep te laat waren ingediend. Eiser had de gronden pas op 7 februari 2025 ingediend, terwijl de termijn op 31 januari 2025 verstreken was. De voormalig gemachtigde van eiser gaf aan dat er een fout was opgetreden bij het uploaden van de gronden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.