ECLI:NL:RBDHA:2025:20744
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend, is met onbekende bestemming vertrokken, wat heeft geleid tot de afwijzing van haar aanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 14 januari 2025 het verzoek van eiseres afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 8 oktober 2025. Haar gemachtigde heeft zich ook niet laten zien, met een bericht van verhindering. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien zij de opvang heeft verlaten en geen contact meer heeft met haar gemachtigde. De rechtbank baseert zich op informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er geen belang meer is bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.