ECLI:NL:RBDHA:2025:20760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11825657 \ RL EXPL 25-14435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van de dagvaarding in kort geding tussen The Health Factory en de Belastingdienst en ING Bank

Op 7 oktober 2025 vond een mondelinge uitspraak plaats in een kort geding tussen de besloten vennootschap The Health Factory NL Distributie B.V. en de publiekrechtelijke rechtspersoon Belastingdienst/Kantoor Den Haag, alsook de naamloze vennootschap ING Bank N.V. The Health Factory vorderde onder andere de onmiddellijke terugbetaling van € 933,08, de intrekking van dwangbevelen door de Belastingdienst en een verbod op toekomstige dwangbevelen zonder rechtsgeldige titel. De Belastingdienst en ING voerden verweer tegen deze vorderingen. De kantonrechter, mr. O. van der Burg, oordeelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet duidelijk maakte waarom de gevraagde voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. De kantonrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en dat de vorderingen in de bodemprocedure niet aannemelijk waren. The Health Factory werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van zowel de Belastingdienst als ING betalen, elk ter hoogte van € 610,50. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is ondertekend door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: 11825657 \ RL EXPL 25-14435
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 7 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap THE HEALTH FACTORY NL DISTRIBUTIE B.V.,
gevestigd te Heemstede,
eisende partij,
hierna te noemen: The Health Factory,
gemachtigde: [naam 1] ,
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoon BELASTINGDIENST/KANTOOR DEN HAAG,

zetelend te 's-Gravenhage,
gemachtigde: mr. C.C.L. Rutten-Stichter,
hierna: de Belastingdienst,
2.
de naamloze vennootschap ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde: mr. M.E.G. Murris,
gedaagde partijen,
hierna: de ING.

1.De procedure

De zaak wordt behandeld door mr. O. van der Burg, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.E. Bijl als griffier.
Op de zitting is voor The Health Factory verschenen [naam 2] , bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] .
Voor de Belastingdienst is verschenen mr. F.J.B.A. Duijnstee, mr. C.C.L. Rutten-Stichter en [naam 3] .
Voor de ING is verschenen mr. M. Murris en [naam 4] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten, al dan niet aan de hand van spreekaantekeningen, toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
The Health Factory vordert in dit kort geding:
  • ‘gedaagden te veroordelen tot onmiddellijke terugbetaling van € 933,08 vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW; Alle dwangbevelen die door de belastingdienst zijn opgelegd in te trekken, aangezien de belastingdienst geen mandaat kan overleggen die juist is met de wetgeving;
  • gedaagden te veroordelen tot nietigverklaring en buiten werking stellen van de overige door de Belastingdienst verzonden dwangbevelbrieven die niet door een bevoegde ambtenaar zijn ondertekend en dus geen enkele rechtsgeldige titel vormen;
  • gedaagden te verbieden om in de toekomst nog langer dwangbevelen of beslagmaatregelen te nemen zonder rechtsgeldige rechterlijke titel of bevoegd mandaat;
  • ING Bank te bevelen om elke toekomstige vordering van een derde partij te blokkeren indien deze derde partij niet voldoet aan de vereiste documentatie, alsmede de toekomstige blokkade van de rekening van eiseres per direct op te heffen en onbelemmerde toegang tot de rekening te verschaffen. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit kort geding.’
2.2.
De Belastingdienst en de ING hebben verweer gevoerd tegen deze vorderingen.
2.3.
In een kort geding procedure gaat het om een voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of The Health Factory ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
2.4.
De kantonrechter zal de dagvaarding nietig verklaren. Het enige wat daaruit valt te destilleren is dat ING een bedrag van € 933,08 aan de (Ontvanger?) van de Belastingdienst heeft uitbetaald, nadat de laatste onder de ING beslag had gelegd. Waarom deze gang van zaken tot de gevraagde voorlopige voorziening zou moeten leiden, valt uit de dagvaarding niet op te maken. De dagvaarding bevat alinea’s van slechts één zin, zoals: “Eiseres heeft nimmer een overeenkomst gesloten met de Belastingdienst (art. 6:217 BW, art. 3:33 BW)”, of: “De Belastingdienst heeft geen mandaatbesluit, contraseign of volmacht overgelegd (productie 4 en 5)”. De genoemde producties zitten niet aan de dagvaarding gehecht. Welke overeenkomst The Health Factory voor ogen heeft, of wat de consequenties zijn van de stelling dat zij geen overeenkomst met de Belastingdienst heeft gesloten, wordt verder niet uitgelegd. Hetzelfde geldt voor het tweede citaat. Onder “juridische gronden” staan verwijzingen naar wetsartikelen. Het betreft een opsomming, zonder zinnen die duidelijk maken wat de gronden voor de gevraagde voorziening zijn. De dagvaarding is dan ook een onbegrijpelijk stuk (obscuur libel) en zal om die reden nietig worden verklaard.
2.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat, ook al zou het voorgaande anders beoordeeld moeten worden, het vereiste spoedeisende belang bij de gevraagde voorziening ontbreekt, nu The Health Factory op geen enkele wijze heeft onderbouwd waarom haar voortbestaan afhankelijk zou zijn van de gevorderde terugbetaling van € 933,08. Voorts is, gelet op het door gedaagden gevoerde verweer, niet op voorhand aannemelijk te achten dat een bodemrechter de vordering zou toewijzen, zodat ook op die grond de vorderingen in dit kort geding niet zouden kunnen worden toegewezen.
2.6.
The Health Factory is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de Belastingdienst en de ING betalen.
2.7.
De proceskosten van de Belastingdienst worden begroot op:
- salaris advocaat
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
610,50
2.8.
De proceskosten van de ING worden begroot op:
- salaris advocaat
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
610,50

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart de dagvaarding nietig;
3.2.
veroordeelt The Health Factory in de proceskosten van de Belastingdienst van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als The Health Factory niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
veroordeelt The Health Factory in de proceskosten van de ING van € 610,50 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als The Health Factory niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.