ECLI:NL:RBDHA:2025:2079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL24.36004
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Reemst, had beroep ingesteld omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet binnen de wettelijke termijn op zijn aanvraag had beslist. Op 29 november 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser wenste dat de rechtbank verweerder zou veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist en eiser geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft eiser vrijstelling verleend van de verplichting om griffierecht te betalen, omdat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldeed. De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36004
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G. van Reemst),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis.
Op 29 november 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank verweerder veroordeelt in de proceskosten. Verweerder heeft op 3 januari 2025 op dit verzoek gereageerd en is bereid tot vergoeding van de proceskosten van eiser.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan iemand daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan.
4. Het beroep van eiser is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser wilde met zijn beroep namelijk bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiser geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep.
1. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit (artikel 6:20, derde lid, van de Awb). Omdat verweerder bij het besluit inwilligend op de aanvraag van eiser heeft beslist en eiser geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat geheel aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Dit betekent dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit.

Proceskostenveroordeling

6. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bestreden besluit van 29 november 2024 is namelijk te laat genomen. Eiser heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht beroep ingesteld. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.2
7. Verweerder heeft in de brief van 3 januari 2025 te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben om de proceskosten van eiser te betalen.
8. Gelet op het voorgaande bepaalt dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op € 453,50. De rechtbank hanteert een wegingsfactor 0,5 omdat deze zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
2 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
03 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.