ECLI:NL:RBDHA:2025:20848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.24878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij kind

Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een reguliere verblijfsvergunning heeft aangevraagd om bij haar kind te verblijven. De aanvraag is op 17 oktober 2023 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en dit bezwaar op 1 november 2023 en 20 maart 2025 aangevuld met gronden. De minister heeft het bezwaar op 3 juni 2025 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld en om een voorlopige voorziening heeft verzocht.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 oktober 2025 behandeld, waarbij verzoekster, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. In de uitspraak van vandaag, met zaaknummer NL25.24876, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24878

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [v-nummer], verzoekster,

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om een reguliere verblijfsvergunning met als doel te verblijven bij haar kind. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. Zij heeft daartegen ook beroep ingesteld.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Verzoekster heeft op 1 augustus 2023 een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend met als doel te verblijven bij haar kind. De minister heeft deze aanvraag met het besluit 17 oktober 2023 afgewezen. Verzoekster heeft op diezelfde datum bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en op 1 november 2023 en 20 maart 2025 het bezwaar aangevuld met gronden. Met het bestreden besluit van 3 juni 2025 heeft de minister het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en is hij bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.24876, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.