ECLI:NL:RBDHA:2025:20959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.45177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring opvolgende asielaanvraag van Eritrese eiseres

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Eritrese eiseres die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De rechtbank beoordeelde de niet-ontvankelijk verklaring van deze aanvraag, die door de minister van Asiel en Migratie was afgegeven. De eiseres was van mening dat zij haar Eritrese nationaliteit aannemelijk had gemaakt door een Ethiopische geboorteakte over te leggen, maar de minister stelde dat er geen relevante nieuwe elementen waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiseres terecht als onaannemelijk had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de minister geen verdere inschatting van het risico op non-refoulement hoefde te maken, omdat de identiteit van de eiseres niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand bleef. De eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45177

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de opvolgende asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres namelijk onaannemelijk mogen vinden. Ook heeft hij bij het opleggen van het terugkeerbesluit geen verdere inschatting van het risico van non-refoulement hoeven verrichten en heeft hij eiseres voldoende gehoord over het opleggen van het terugkeerbesluit. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 28 juni 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 16 september 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Eerdere asielaanvraag
3. Eiseres heeft in 2008 een eerste asielaanvraag ingediend. Hierbij stelde ze van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991, dus op dat moment nog minderjarig. Zij stelde de Eritrese nationaliteit te hebben omdat zij had vernomen dat haar overleden vader deze nationaliteit ook had. Zelf zou ze op jonge leeftijd samen met haar tante, de zus van haar vader, zijn vertrokken vanuit Ethiopië naar Soedan, omdat alle Eritreeërs werden weggestuurd. Door deze tante en haar gezin werd zij in een staat van slavernij of dienstbaarheid gehouden. Toen bekend werd dat zij meermaals door haar oom was verkracht heeft haar tante haar naar het buitenland gestuurd.
Eiseres had geen documenten om haar gestelde nationaliteit en leeftijd te onderbouwen. Uit leeftijdsonderzoek dat toen is verricht, bleek dat eiseres op dat moment al ten minste 20 jaar oud was, waarop aan haar de (fictieve) geboortedatum [geboortedatum] 1988 werd toegekend.
De eerste asielaanvraag werd in 2009 afgewezen. In 2010 is het hiertegen ingestelde beroep [1] gegrond verklaard omdat de minister naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende had onderbouwd waarom het ontbreken van documenten aan eiseres kon worden tegengeworpen. Na deze uitspraak heeft de minister een nieuw besluit genomen, waarin de asielaanvraag van eiseres opnieuw is afgewezen. In 2012 is het hiertegen ingestelde beroep [2] ongegrond verklaard, omdat de minister nu wel voldoende had gemotiveerd dat het ontbreken van documenten aan eiseres kon worden toegerekend. Ook had de minister gemotiveerd uiteengezet dat eiseres op een aanzienlijk aantal onderdelen van haar relaas vage, tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen had afgelegd. Die uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd. [3] De afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiseres staat dus in rechte vast.
Huidige asielaanvraag
4. Eiseres heeft aan de opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij haar Eritrese nationaliteit alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Hierbij heeft zij een Ethiopische geboorteakte overgelegd, die haar tante in Ethiopië voor haar zou hebben aangevraagd. Op deze geboorteakte wordt als geboortedatum [geboortedatum] 1988 genoemd en staat dat haar vader de Eritrese nationaliteit heeft. Ook heeft eiseres een deskundigenrapport overgelegd over de authenticiteit van de geboorteakte en de risico’s die eiseres loopt bij terugkeer naar zowel Ethiopië als Eritrea.
Het bestreden besluit
5. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen relevante nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd. De geboorteakte en het rapport zijn namelijk wel nieuw, maar ze zijn niet relevant. De echtheid van de door eiseres overgelegde geboorteakte is ‘positief” beoordeeld door Bureau Documenten, maar dat betekent niet dat de daarop genoemde gegevens kloppen. [4] Bovendien komen de verklaringen van eiseres over de verkrijging van de geboorteakte niet overeen met wat daarover te vinden is in openbare bronnen en heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens in de geboorteakte juist zijn. Met de geboorteakte kan eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst dus niet alsnog aannemelijk maken. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is. [5]
Kan eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk maken met de geboorteakte?
6. Eiseres betoogt dat de minister de door haar overgelegde geboorteakte ten onrechte terzijde heeft geschoven. Zij stelt hiermee haar identiteit, nationaliteit en herkomst wel degelijk aannemelijk te hebben gemaakt. De minister is uitgegaan van verouderde informatie, en verwacht te veel informatie van eiseres over de gang van zaken bij het verkrijgen van een dergelijk document.
Juridisch kader
6.1.
Een opvolgende asielaanvraag kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen aanvoert die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. [6] Een nieuw element of bevinding is in ieder geval niet relevant als op voorhand is uitgesloten dat het kan afdoen aan het eerdere besluit.
6.2.
Bij de beoordeling of een door de vreemdeling ingebracht document een relevant nieuw element kan zijn, kan onder andere worden betrokken: de aard en inhoud van het document en de afgevende instantie/persoon, de wijze waarop de vreemdeling het document heeft verkregen, of er redenen zijn om te twijfelen aan de authenticiteit van het document, of er redenen zijn om te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid van de in het document vermelde gegevens en of er sprake is van een document dat authentiek gevonden is. [7] Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [8] volgt dat de minister een document dat authentiek gevonden is niet zomaar terzijde mag schuiven. De minister kan dat alleen doen als sprake is van omstandigheden die twijfel zaaien over de inhoudelijke juistheid van de op dat document vermelde gegevens. Hierbij kan worden betrokken dat de verklaringen van de vreemdeling over de wijze van verkrijging van het document niet overeenkomen met wat bekend is uit openbare bronnen.
Het oordeel van de rechtbank
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van zodanige twijfel over de juistheid van de op de geboorteakte vermelde gegevens, dat deze terzijde geschoven kan worden. Zo heeft de minister terecht tegengeworpen dat het vreemd is dat de tante van eiseres de akte voor haar wilde aanvragen en daarvoor zelfs vanuit Soedan naar Ethiopië is gereisd, omdat zij medelijden met haar had. Tijdens haar eerdere asielprocedure had eiseres nog verklaard dat ze vanwege haar tante moest vluchten uit Soedan. Eiseres heeft onvoldoende toegelicht hoe en waarom zij weer in contact is gekomen met haar tante. Daarnaast heeft de minister kunnen tegenwerpen dat eiseres onvoldoende heeft toegelicht hoe haar tante de geboorteakte heeft kunnen aanvragen zonder dat eiseres er zelf bij was. Eiseres heeft hierover alleen verklaard dat haar tante drie getuigen mee zou hebben genomen, maar ze weet niet wie die getuigen waren en hoe die zouden kunnen verklaren over eiseres. Zij zou immers al op jonge leeftijd uit Ethiopië zijn vertrokken. De minister mocht van eiseres verwachten dat zij hier meer over zou kunnen verklaren. Verder heeft de minister kunnen tegenwerpen dat het vreemd is dat de gegevens op de geboorteakte zouden zijn gebaseerd op een familieregistratie in Kabele, terwijl eiseres in de eerdere procedure nooit heeft verklaard over een familieregistratie. De uitleg van eiseres dat zij de registratie niet heeft overgelegd omdat de minister er destijds niet naar vroeg, wordt niet gevolgd door de rechtbank. Het had eiseres namelijk duidelijk kunnen zijn dat zij met die registratie haar identiteit, nationaliteit en herkomst kon aantonen. Eiseres heeft die familieregistratie ook nu niet overgelegd. Verder heeft de minister kunnen tegenwerpen dat het in Ethiopië relatief makkelijk is om aan valse of vervalste documenten te komen. De minister heeft hierbij weliswaar gewezen op het ambtsbericht over Ethiopië van 2013 [9] terwijl de latere ambtsberichten geen informatie bevatten over valse of vervalste documenten, maar het is ook niet gebleken dat dit inmiddels anders zou zijn. Ook heeft de minister enige waarde mogen hechten aan het ontbreken van de gegevens van de tante van eiseres op de geboorteakte. Hoewel de rechtbank vaststelt dat er op de geboorteakte geen ruimte is voor die gegevens, heeft de minister er terecht op gewezen dat uit Ethiopische regelgeving uit 2012 volgt dat de gegevens van de aanvrager er wel op zouden moeten worden vermeld als die aanvrager niet één van de ouders is. Het is ook niet gebleken dat deze regelgeving niet meer zou gelden. Tijdens de zitting heeft eiseres verder naar voren gebracht dat het gehoor veel te kort was en dat ze niet de gelegenheid kreeg om haar verklaringen toe te lichten. Dat wordt niet gevolgd. Uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt namelijk dat eiseres wel alle ruimte heeft gekregen om te verklaren over wat zij aan haar opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
Had de minister een (deugdelijke) inschatting moeten verrichten van het refoulementsrisico bij terugkeer naar Eritrea of Ethiopië?
7. Eiseres betoogt dat de minister het refoulementsrisico voor zowel Eritrea als Ethiopië had moeten inschatten voordat hij een terugkeerbesluit aan haar oplegde. [10] Voor zover de minister het refoulementsrisico in het bestreden besluit heeft ingeschat, voldoet die inschatting niet aan de maatstaven die hiervoor zijn vastgesteld. De minister gaat namelijk voorbij aan de inhoud van het door eiseres overgelegde deskundigenrapport en de aanvullende toelichting op de asielaanvraag van 2 september 2025. Deze bieden wel degelijk persoonlijke aanknopingspunten voor een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Verder is het niet relevant dat de minister de vermelding van de Eritrese nationaliteit op de geboorteakte niet wil accepteren, nu de beoordeling van het refoulementsrisico ten aanzien van Ethiopië losstaat van de vraag of zij feitelijk naar dit land kan terugkeren.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Tijdens de zitting heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat hij geen verdere inschatting van het risico op refoulement hoefde te verrichten. Uit rechtspraak van de Afdeling [11] volgt namelijk dat, als de uitkomst van de met waarborgen omklede asielprocedure is dat de vreemdeling zijn nationaliteit, identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, en hij dus ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade, de minister voldoende rekening heeft gehouden met de in de Terugkeerrichtlijn [12] beschreven belangen. Een verdere effectieve beoordeling van het risico op refoulement kan dan achterwege blijven. Een grondiger beoordeling van dat risico in de eerste fase van de terugkeerprocedure is namelijk niet mogelijk, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling door eigen toedoen niet aannemelijk zijn gemaakt. Het arrest Ararat waar eiseres naar verwijst, doet hier niet aan af. In dat arrest stonden de identiteit, nationaliteit en herkomst van de betrokken vreemdelingen namelijk wél vast. Overigens heeft de minister terecht gesteld dat er geen aanleiding is om te denken dat eiseres niet kan terugkeren naar Ethiopië. Het is namelijk niet aannemelijk dat eiseres zal overkomen wat in het door haar overgelegde deskundigenrapport wordt beschreven, nu het rapport ervan uitgaat dat eiseres Eritrees is. Gelet op wat onder 5.2 is overwogen, heeft de minister terecht gesteld dat eiseres haar gestelde Eritrese nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast heeft de minister terecht gesteld dat het rapport geen persoonlijke aanknopingspunten biedt die aannemelijk maken dat eiseres niet kan terugkeren naar Ethiopië. Verder heeft de minister tijdens de zitting voldoende toegelicht dat Eritrea ondanks de niet aannemelijke nationaliteit in het terugkeerbesluit wordt genoemd, omdat eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben. De minister noemt in het terugkeerbesluit namelijk alle landen waarvoor aanknopingspunten bestaan dat eiseres daar vandaan zou kunnen komen.
Had de minister eiseres moeten horen voor het opleggen van het terugkeerbesluit?
8. Eiseres betoogt dat de minister verplicht is om haar te horen over het voorgenomen terugkeerbesluit. [13] Nu de minister dit niet heeft gedaan, is het terugkeerbesluit onrechtmatig.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft eiseres voldoende gehoord over het opleggen van het terugkeerbesluit. Uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt namelijk dat de minister eiseres heeft gevraagd waar zij voor vreest bij terugkeer naar Eritrea of Ethiopië. Ook is eiseres gevraagd om haar vrees toe te lichten. Uit rechtspraak van de Afdeling [14] volgt dat de hoorplicht bij het opleggen van een terugkeerbesluit niet zo ver strekt dat een vreemdeling apart over het terugkeerbesluit moet worden gehoord als hij al eerder de gelegenheid heeft gekregen om kenbaar te maken waarom hij niet zou kunnen terugkeren.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Lange, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Haarlem, 6 oktober 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3291.
2.Rb. Den Haag, zp. Zutphen, 15 februari 2012, AWB 11/2959 (niet gepubliceerd).
3.ABRvS 1 november 2012, nr. 201202729/1/V4 (niet gepubliceerd).
4.De minister wijst op Vakbijlage Bureau Documenten, mei 2025, p. 7.
5.Zie hiervoor artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000.
6.Dit staat in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000.
7.Dit staat in WI 2023/7, p. 6-7.
8.ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.
9.Algemeen ambtsbericht Ethiopië van mei 2013, p. 35.
10.Eiseres verwijst hierbij naar HvJ 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892
11.ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1970.
12.Artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn.
13.Eiseres verwijst hierbij naar HvJ 1 augustus 2025, ECLI:EU:C:2025:603
14.ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1970.