ECLI:NL:RBDHA:2025:2100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Soedanese nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 januari 2025 afgewezen, met het argument dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 4 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag baseren, wat betekent dat hij mag aannemen dat Polen zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Polen is mishandeld en dat zijn asielaanvraag als herhaalde aanvraag zal worden gezien, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze claims te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om concrete aanwijzingen te geven dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich en is openbaar gemaakt op 12 februari 2025. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.