Op 31 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van 160 huurappartementen in Hillegom. Verzoekers, bewoners in de nabijheid van de bouwlocatie, vreesden dat de bouwwerkzaamheden schade aan hun woningen zouden veroorzaken door trillingen. Ze vroegen de voorzieningenrechter om de uitvoering van de vergunning te schorsen totdat er een besluit op hun bezwaar was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende waren om de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning aan te tasten. De voorzieningenrechter stelde vast dat de vergunninghoudster, BAM Wonen B.V., voldaan had aan de eisen van de omgevingsvergunning en dat de kans op schade aan de woningen van verzoekers niet groter was dan 1%. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de bouwwerkzaamheden konden beginnen. De uitspraak benadrukte dat de voorzieningenrechter geen bindend oordeel gaf over de rechtmatigheid van de vergunning in een eventueel bodemgeding, maar dat er geen aanleiding was om de vergunning te schorsen op basis van de aangevoerde argumenten.