ECLI:NL:RBDHA:2025:21082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
NL25.34693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben op 30 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. Aangezien de termijn is verstreken en de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van eisers om binnen twee weken te beslissen, hebben zij beroep ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank stelt vast dat het dossier mogelijk nog niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen. Daarom legt de rechtbank de minister een nieuwe beslistermijn op van acht weken, met de mogelijkheid tot nader onderzoek binnen deze termijn. Indien de minister niet tijdig beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de bestuurlijke dwangsom is afgeschaft voor zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister moet ook de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34693

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],V-nummer: [nummer],[naam],V-nummer: [nummer],

gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 30 augustus 2024 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 17 maart 2023 [5] geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval [6] , en hier rekening mee dient te worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De Afdeling [7] vindt de beslistermijnen die de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 aan de verschillende fasen in de besluitvorming verbindt redelijk. [8] Dit oordeel heeft de Afdeling in de uitspraak van 21 mei 2025 [9] nogmaals bevestigd.
5. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. Dit is anders wanneer de minister binnen deze termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een beslissing op de aanvraag nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [10]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken [11] , is de bestuurlijke dwangsom afgeschaft voor de zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom aan eiseres te betalen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen
acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een besluitnemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [12] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken na bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van
A.S. van der Veen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
6.Als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
11.Staatsblad 2025, 96.
12.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.