Uitspraak
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, een Surinaamse vrouw, heeft een aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige dochter in Nederland te verblijven. De aanvraag is afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht heeft gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeert dat er geen medische noodsituatie te verwachten is bij terugkeer naar Suriname. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die haar recht op gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de lange periode van scheiding en de financiële ondersteuning op afstand niet voldoende zijn om aan te tonen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigen.