5.2Verweerder heeft ten onrechte geen schadebedrag toegekend voor de openstaande studieschuld van eiseres, over de laatste acht maanden van de opleiding Bedrijfskunde. Die studieschuld is het gevolg van haar benadeling als toeslagouder. Door de veroorzaakte financiële problemen was zij genoodzaakt een studielening aan te gaan om in haar levensonderhoud te voorzien. De overweging van CWS dat dit geen schadepost zou zijn is onbegrijpelijk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Juridische uitgangspunten bij de beoordeling
6. Als een gedupeerde aanvrager meer schade heeft geleden dan op grond van de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag is toegekend, heeft de aanvrager aanspraak op een aanvullende schadevergoeding.De aanvrager van aanvullende compensatie hoeft zijn schade niet te bewijzen, maar moet wel aannemelijk en concreet maken dat en in welke mate de werkelijk geleden schade het toegekende compensatiebedrag te boven gaat. Verweerder moet bij zijn besluit op de aanvraag om aanvullende compensatie aansluiting zoeken bij het civiele schadevergoedingsrecht. Hetzelfde geldt voor de bestuursrechter bij de toetsing van een dergelijk besluit. Dat betekent dat de bestuursrechter de aansprakelijkheid voor de schade en de omvang daarvan ten volle toetst, uitgaande van wat daarover tussen verweerder en de aanvrager in geschil is.
Moet verweerder meer schade vergoeden?
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog, dat verweerder verdere schadevergoeding moet toekennen voor de studievertraging en de openstaande studieschuld. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
8. Eiseres heeft in augustus van 2016 de opleiding Associate Degree Officemanagement afgerond en is vervolgens op 1 september 2016 begonnen met de opleiding Bedrijfskunde. Na 2016 hebben geen terugvorderingen meer plaatsgevonden. Gezien de succesvolle afronding van de opleiding Associate Degree Officemanagement en het uitblijven van verdere terugvorderingen na 2016, is het niet aannemelijk dat de benadeling van eiseres is aan te wijzen als doorslaggevende oorzaak voor vertraging in de afronding van de opleiding Bedrijfskunde. Dat eiseres veel stress en lichamelijke klachten heeft ervaren, betekent nog niet dat dit ook de voortgang van deze opleiding heeft vertraagd. De gezondheidsklachten en financiële zorgen waar eiseres naar verwijst, zijn algemeen omschreven en missen een objectieve, feitelijke onderbouwing. De door eiseres ingebrachte brief van haar huisarts volstaat daarvoor niet; deze brief geeft een globaal beeld van de medische toestand van eiseres aan het begin van 2016, maar geeft geen aanwijzingen over haar situatie in de daaropvolgende periode. Tussen de benadeling en deze vertraging, is een causaal verband dus onvoldoende aannemelijk geworden. Anders dan eiseres betoogt, heeft verweerder niet miskend dat zij het als alleenstaande ouder zwaar heeft gehad. De erkenning daarvan blijkt uit de toekenning van de immateriële schadevergoeding en de schadevergoeding wegens studievertraging tijdens de eerdere opleiding.
9. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen in r.o. 8, heeft eiseres niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraagde afronding van de opleiding Bedrijfskunde is veroorzaakt door haar benadeling. Dat eiseres meer studiegeld heeft geleend dan bij een snellere afronding van de opleiding het geval zou zijn geweest, is dus evenmin aan te merken als aannemelijk gevolg van deze problematiek en daarmee ook niet aan verweerder toe te rekenen. Bovendien maakt eiseres niet voldoende concreet hoe haar benadeling ertoe heeft geleid, dat zij geen andere keus had dan het aangaan van een studielening om de leef- en gezinsuitgaven te voldoen. Het causaal verband tussen haar benadeling en de resterende studieschuld is dus onvoldoende aannemelijk geworden. Hoe de vordering van eiseres zich verhoudt tot de kwijtscheldingsregeling uit hoofdstuk 3 van de Wht en of sprake is van een schadepost, kan daarom verder buiten beschouwing blijven.
10. CWS heeft in haar advies begrijpelijk en uitvoerig uitgelegd waarom deze twee bestanddelen niet voor aanvullende schadevergoeding in aanmerking komen. Met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en alle overige relevante feiten is rekening gehouden. Verweerder heeft dit advies aan haar besluit ten grondslag mogen leggen. Het bestreden besluit is dan ook voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en deugdelijk gemotiveerd. Ook maakt het bestreden besluit duidelijk op welke schadevergoeding eiseres aanspraak kan maken, voor welke gestelde schadeposten dat niet het geval is en waar dat op is gebaseerd. Een schending van het rechtszekerheidsbeginsel is dus niet aan de orde.
11. De rechtbank heeft er oog voor, dat eiseres een moeilijke periode heeft doorgemaakt en veel doorzettingsvermogen heeft moeten opbrengen. Er is echter onvoldoende grondslag om verweerder tot een hogere schadevergoeding te verplichten dan in het bestreden besluit is toegekend.