ECLI:NL:RBDHA:2025:21136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
NL25.32232 NL25.32234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL25.32232 en NL25.32234. Verzoekers, een gezin met zes minderjarige kinderen, hebben herhaaldelijk aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 15 juli 2025 niet-ontvankelijk verklaard, waarop verzoekers beroep hebben ingesteld en een voorlopige voorziening hebben gevraagd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 oktober 2025 behandeld, samen met de beroepen in de samenhangende zaken NL25.32231 en NL25.32233. Tijdens de zitting waren de verzoekers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de rechtbank al uitspraak had gedaan op de beroepen. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn daarom afgewezen. Echter, omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 907,--. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken als samenhangend beschouwd, waardoor de hoogte van de vergoeding beperkt blijft tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 oktober 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.32232 en NL25.32234

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker](verzoeker) en
[verzoekster](verzoekster),
en hun zes minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5]en
[minderjarige 6] .
V- nummers: [V-nummer] (verzoeker) en [V-nummer] (verzoekster)
V-nummers kinderen: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] ,
[V-nummer] , [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Sinnema), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verzoekers hebben herhaalde aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met de bestreden besluiten van 15 juli 2025 deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep (zaaknummers NL25.32231 en NL25.32233), op 20 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, O. Ilmi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL25.32231 en NL25.32233, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Omdat de rechtbank in de beroepen toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en om die reden de minister heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep, veroordeelt de voorzieningenrechter de minister tot vergoeding van de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 907,--, omdat de gemachtigde van verzoekers een verzoekschrift heeft ingediend. De voorzieningenrechter beschouwt de verzoeken vanwege de inhoud als samenhangende zaken1. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
1. In de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.