ECLI:NL:RBDHA:2025:21172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
NL24.50087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door eiseres, die met onbekende bestemming is vertrokken. De aanvraag was eerder door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar op 23 oktober 2025 meldde de minister dat eiseres met onbekende bestemming was vertrokken. Zowel eiseres als de minister gaven aan geen gebruik te willen maken van het recht om ter zitting gehoord te worden, waarna de rechtbank besloot het onderzoek te sluiten zonder zitting.

De rechtbank overwoog dat eiseres geen procesbelang meer had bij haar beroep, aangezien zij met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer had met haar gemachtigde. De rechtbank verwees naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat als een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft gevraagd, zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. Aangezien eiseres geen contact meer had met haar gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat zij geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. F.A. Groeneveld in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. Hoeksel en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij bericht van 23 oktober 2025 heeft verweerder gemeld dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken.
Desgevraagd hebben partijen te kennen gegeven dat zij geen gebruik willen maken van het recht om ter zitting gehoord te worden. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de geplande behandeling van het beroep op de zitting van 6 november 2025 geen doorgang vindt en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep.
2. Verweerder heeft op 29 januari 2025 een claim op grond van de Dublinverordening ontvangen van de Franse autoriteiten met het verzoek om eiseres over te nemen. Dit verzoek heeft verweerder geaccepteerd. Op 23 juni 2025 heeft verweerder bericht ontvangen van de Franse autoriteiten dat de overdracht wordt uitgesteld en de overdrachtstermijn wordt verlengd tot 18 maanden, omdat eiseres is ondergedoken. Eiseres is op dit moment nog niet overgedragen aan Nederland en niet is gebleken dat zij zich inmiddels weer heeft gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het COa, de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel of de Dienst Terugkeer en Vertrek. De gemachtigde van eiseres heeft bij bericht van 10 juni 2025 aangegeven dat zij geen contact meer heeft met eiseres. Bij bericht van 30 oktober 2025 heeft de gemachtigde laten weten nog steeds geen contact met eiseres te hebben.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt. In dat geval wordt in beginsel aangenomen dat hij nog wel prijs stelt op bescherming in Nederland.
4. Nu eiseres met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met haar gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat zij geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Gelet hierop heeft zij geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
5. Het beroep zal wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.