ECLI:NL:RBDHA:2025:21238
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- C. Hofman
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake Wob-verzoek
In deze uitspraak behandelt de Rechtbank Den Haag het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 8 augustus 2025, waarin werd geoordeeld dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet tijdig had beslist op het bezwaar van de opposant. De opposant had op 30 december 2020 een Wob-verzoek ingediend om inzage in documenten over de wettelijke aansprakelijkheid van leveranciers van COVID-19 vaccins. Na verschillende besluiten van de minister, waarbij eerdere besluiten werden ingetrokken en vervangen, had de opposant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 juli 2023. Dit bezwaar was nog niet behandeld, wat leidde tot de eerdere uitspraak van de rechtbank waarin werd geoordeeld dat de minister niet tijdig had beslist.
De opposant heeft verzet ingesteld tegen de uitspraak van 8 augustus 2025, omdat hij het niet eens was met de hoogte van de opgelegde dwangsom en de doorlooptijd daarvan. De rechtbank oordeelt dat het verzet ongegrond is, omdat de kennelijkheid van de gegrondheid van het beroep niet in geschil is en de opposant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die niet al in eerdere beroepsgronden waren opgenomen. De rechtbank benadrukt dat het rechtsmiddel van verzet niet bedoeld is om eerdere uitspraken te herzien zonder dat er discussie bestaat over de gegrondheid van het beroep. De rechtbank bevestigt dat de bestreden uitspraak in stand blijft en verklaart het verzet ongegrond.