ECLI:NL:RBDHA:2025:21384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
NL25.26567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier voor familie en gezin

Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak van een verzoekster die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier heeft ingediend met als verblijfsdoel familie en gezin. De aanvraag is op 22 januari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Verzoekster is het niet eens met deze afwijzing en heeft op 31 januari 2024 bezwaar gemaakt, wat op 10 juni 2025 door de minister ongegrond is verklaard. Hierna heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het verzoek op 16 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, haar man (die als tolk optrad) en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er op dezelfde dag uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL25.26566). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26567

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: 2897503786, [v-nummer],

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier van eiseres met als verblijfsdoel familie en gezin. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. Zij heeft daartegen ook beroep ingesteld.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Verzoekster heeft op 13 november 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier ingediend met als verblijfsdoel familie en gezin. De minister heeft deze aanvraag met het besluit 22 januari 2024 afgewezen. Eiseres heeft op 31 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en op 27 februari 2024 haar bezwaar toegelicht in een hoorzitting.
2.1.
Met het besluit van 10 juni 2025 heeft de minister het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en is hij bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en daarbij verzocht om een voorlopige voorziening.
2.2.
De rechtbank heeft het verzoek op 16 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de man van eiseres (eveneens opgetreden als tolk) en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.26566, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.