Uitspraak
Proces-verbaal van de terechtzitting
[verdachte] ,
fishing expeditionis. Ik verzet mij met klem tegen de geformuleerde onderzoekswensen omtrent het DNA. De uitkomsten kunnen enkel en alleen van belang zijn voor de wijze van ontstaan van de verdenking. Er is geen enkele aanleiding en noodzaak om ruimte te bieden aan deze ongegronde verzoeken, aangezien ze geen doel dienen voor de beantwoording van de vragen bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv. In dat kader hecht ik eraan om de proceshouding die verdachte al maandenlang standvastig etaleert aan te stippen. Ik houd u enkele uitspraken voor van verdachte uit zijn verhoren: ‘ik wil schoon schip maken’; ‘een opluchting omdat ik ervan af wil’; ‘ik ben blij dat het nu bekend is na 35 jaar’; ‘heel veel spijt van’; ‘ik wil gewoon boeten, heel mijn leven lang’; ‘mag heel mijn leven een kruis zijn.’ In gesprek met de rapporterende psycholoog heeft de verdachte verklaard dat hij jarenlang uit schaamte niets had verteld, maar dat hij zich nu lichter en vrijer dan ooit voelt en dat hij het terecht vindt dat hij vastzit.
fishing expeditionzou uitvoeren. Ik ben nog nooit een dossier tegengekomen waarin buitenlandse autoriteiten zeggen: “
we will not provide an evidence statement on material that should have been previously deleted”. Wat hier letterlijk wordt gezegd door het Verenigd Koninkrijk, is dat Nederland hier misbruik maakt van het procesrecht. Er wordt gesteld dat het kan leiden tot “
invalid criminal proceedings”. Als het openbaar ministerie werkelijk de belangen van het slachtoffer voor ogen heeft dan zouden ze hieraan meewerken, omdat we anders in hoger beroep en daarna cassatie gaan, waardoor we hier over zes of zeven jaar opnieuw staan. Dit is geen
fishing expeditionvan de verdediging, maar een oneerlijk spel van het openbaar ministerie.
abuse of process” en dat lijkt mij een evidente rode vlag voor de rechtmatigheid van het bewijs. Daarnaast is het zo dat cliënt, wanneer hij door mij geïnformeerd is over zijn verdedigingsrechten, niet kan worden verweten dat hij van gedachten verandert over het indienen van onderzoekswensen. Daarbij komt dat de verdediging al anderhalve maand geleden per mail heeft aangegeven dat de verdediging de aangeefster als getuige wenst te horen. Vervolgens weigert het openbaar ministerie mij informatie te geven die noodzakelijk is voor de verdediging. De verdediging heeft om die reden niet eerder onderzoekswensen kunnen indienen. De vorige zitting had een pro forma karakter, niet ook dat van regie.
schorst het onderzoek tot de terechtzitting van 21 januari 2026 om 10.00 uur (pro forma, 60 minuten).
Bijlage I
1. Overzicht van de verdenking en alle verrichte opsporingshandelingen
2. Voegen van twee NFI-rapporten uit 1990
3. Horen van getuigen omtrent informatieoverdracht tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland
4. Verstrekken communicatie tussen Verenigd Koninkrijk en Nederland in periode maart 2022 tot 26 oktober 2022
5. Horen van de zaaksofficier van justitie als getuige
6. Horen van de verbalisanten als getuige
‘voor alle minderjarige slachtoffers van een zedendelict’. Hierom gaat de rechtbank er vooralsnog vanuit dat de op 30 maart 1990 aangevangen verjaring op 1 september 1994 met terugwerkende kracht is aangevangen per 20 juli 1993, de dag na die waarop het slachtoffer achttien jaar was geworden. Door (tijdige) verlenging van de verjaringstermijn naar twintig jaar (Stb. 2005, 595) is eveneens de wet van 1 april 2013, Stb. 2012, 572, van toepassing, zodat het onderhavige strafbare feit thans niet meer verjaart. Eventuele opsporingshandelingen zijn dan ook niet van belang voor de vraag of de eventuele verjaring gestuit is.