ECLI:NL:RBDHA:2025:21407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
NL25.42491, NL25.42492, NL25.18228, NL25.42490, NL25.42493 en NL25.42494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Jezidi-eisers en de motivering van de terugkeer naar Irak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvragen van drie Jezidi-eisers behandeld. De eisers, afkomstig uit Irak, hebben op 14 maart 2023 asiel aangevraagd, maar hun aanvragen werden op 27 augustus 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in stand kan blijven, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers naar een ontheemdenkamp in Irak kunnen terugkeren. De rechtbank stelt vast dat de eisers, die in 2014 uit Sinjar zijn gevlucht, ernstige discriminatie en vervolging hebben ervaren en dat de situatie in Irak hen niet in staat stelt om veilig terug te keren. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt verweerder op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de asielaanvragen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank wijst ook de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, omdat de beroepen gegrond zijn verklaard. De eisers krijgen een vergoeding van hun proceskosten, die door de verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.42491(beroep), NL25.42492 (voorlopige voorziening), NL25.18228 (beroep), NL25.42490 (voorlopige voorziening), NL25.42493 (beroep) en NL25.42494 (voorlopige voorziening).
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres 1] , eiseres,

V-nummer: [v-nummer 1]

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer 2] ,

[eiseres 2] , eiseres 2,

V-nummer: [v-nummer 3] ,
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvragen niet in stand kan blijven. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eisers, die van Jezidi-afkomst zijn, naar een ontheemdenkamp in Irak kunnen terugkeren
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 14 maart 2023 aanvragen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen met de bestreden besluiten van 27 augustus 2025 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Eisers hebben de voorzieningenrechter ook verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening op 22 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, de gemachtigde van eisers, D.A.H. Ahmed als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Ook was [naam] aanwezig namens Nidos.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiseres is geboren op [datum 1] 1999, eiser is geboren op [datum 2] 2005 en eiseres 2 is geboren op [datum 3] 2010. Zij hebben allen de Iraakse nationaliteit. Eisers zijn op 7 augustus 2022 vertrokken uit Irak. Via Turkije zijn zij op 14 augustus 2022 Griekenland ingereisd. Eisers hebben in Griekenland een verblijfsvergunning gekregen, maar zijn doorgereisd naar Nederland en hebben op 14 maart 2023 asiel aangevraagd. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij jezidi zijn en zij mede vanwege discriminatie niet terug kunnen keren naar Irak. Eisers zijn in 2014 uit Sinjar gevlucht en hebben sindsdien in een kamp in de Koerdische regio van Irak (KAR) verbleven omdat zij niet naar Sinjar terug konden. Tijdens hun asielgehoren hebben eisers verklaard over wat zij in Irak, en in het ontheemdenkamp in Zakho in de KAR in het bijzonder, hebben meegemaakt.
Afwijzing asielaanvraag
4. Volgens verweerder hebben eisers de volgende asielmotieven aan hun asielrelazen ten grondslag gelegd:
-identiteit, nationaliteit en herkomst;
-discriminatie omdat eiser(es) jezidi is.
Verweerder heeft deze elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft het echter niet geloofwaardig geacht dat eisers, omdat zij jezidi zijn, hebben te vrezen voor vervolging in Irak. Jezidi's zij niet als risicoprofiel aangemerkt omdat uit het algemeen ambtsbericht van november 2023 niet blijkt dat jezidi's omwille van hun geloof het risico lopen om in algemene zin slachtoffer te worden van ernstige schade. Eisers zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er individuele omstandigheden zijn op grond waarvan zij wel te vrezen hebben voor vervolging. Eisers lopen ook geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Irak. Niet wordt gevolgd dat eisers vanwege discriminatie zo ernstig in hun bestaansmogelijkheden worden beperkt dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. De aanvraag wordt als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft aan eisers terugkeerbesluiten opgelegd. Aan eisers zijn ook inreisverboden voor de duur van twee jaar opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvragen zijn afgewezen. De beroepen zijn dus gegrond. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
Had verweerder er rekening mee moeten houden dat er pas na lange tijd op de asielaanvragen is beslist?
6. Eisers voeren aan dat zij asiel hebben aangevraagd 15,5 maand voordat het nieuwe landenbeleid ten aanzien van Irak inging. Verweerder heeft dusdanig lang gewacht dat dit ongunstigere beleid op hen van toepassing is. Uiteindelijk maar liefst 29,5 maand. Met die bijzondere omstandigheid had rekening moeten worden gehouden en verweerder had het oude beleid moeten toepassen. Eiser verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 24 oktober 2024 [1] .
6.1
Verweerder heeft op 13 juni 2024, onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht van november 2023, bepaald dat jezidi’s niet meer worden aangemerkt als risicoprofiel. Dat betekent dat verweerder van eisers vergt dat zij specifieke persoonlijke problemen of individuele kenmerken naar voren moeten brengen, waaruit een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM [2] valt af te leiden. Verweerder heeft dit nieuwe beleid toegepast in de bestreden besluiten van 27 augustus 2025.
6.2
De rechtbank stelt met partijen vast dat verweerder erg lang heeft gedaan over het beslissen op de asielaanvragen van eisers. Dat neemt echter niet weg dat verweerder bij het nemen van de besluiten op de asielaanvragen moet toetsen aan het op dat moment geldende beleid. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gewijzigde strengere beleid in combinatie met het niet tijdig beslissen door verweerder als een omstandigheid aan te merken die maakt dat van genoemd uitgangspunt moet worden afgeweken. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft verweerder voldoende deugdelijk gemotiveerd dat eisers terug kunnen naar Irak?
7. Eisers voeren aan dat zij bij terugkeer wel een gegronde vrees voor vervolging hebben en een reëel risico op ernstige schade lopen. Zij wijzen daarbij op het feit dat zij in Irak nergens naar toe kunnen. De enige plek waar zij naartoe konden is het ontheemdenkamp waar zij verbleven en uit verschillende algemene bronnen blijkt dat zij daar ernstige problemen zullen ondervinden. Eisers wijzen ook nadrukkelijk op wat zij zelf in Irak hebben ervaren en waar zij tijdens de gehoren over verklaard hebben. Bij terugkeer zullen zij hier weer mee te maken krijgen. Het is voor hen niet mogelijk om in Irak op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
7.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn besluiten in het geheel geen standpunt heeft ingenomen over de vraag waarnaar eisers in Irak moeten terugkeren, terwijl zij hebben aangevoerd en onderbouwd dat zij als jezidi niet naar Sinjar of het ontheemdenkamp in de KAR kunnen terugkeren. Verweerder heeft nagelaten om de situatie in het kamp, aan de hand van landeninformatie en de verklaringen van eisers, te beoordelen en daar een standpunt over in te nemen. Mede gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019 [3] kleeft daarmee een motiveringsgebrek aan de bestreden besluiten.
7.2
Verweerder heeft desgevraagd ter zitting wel aangegeven dat het standpunt van verweerder er op neer komt dat eisers terug moeten keren naar het kamp in de KAR waar zij verbleven. Voor de rechtbank is echter niet duidelijk geworden op grond waarvan verweerder zich op dit standpunt stelt. Uit de door eisers aangehaalde bronnen in de zienswijze, waaronder het algemeen ambtsbericht van november 2023, volgt namelijk een verontrustend beeld over de situatie in de kampen in de KAR. Dit beeld komt overeen met de verklaringen die eisers daar over hebben afgelegd. Zo hebben eisers verklaard dat hun tent in 2018 in brand is gestoken en dat de reden daarvan is dat zij jezidi zijn. [4] Ook heeft eiser verklaard dat hij op zijn hoofd is geslagen door een taxichauffeur omdat hij geen moslim wilde worden en dat hij op school werd mishandeld vanwege een vraag naar onderwijs over jezidi’s [5] . Eiseres heeft verklaard dat haar vader nergens werk kon vinden omdat hij jezidi is en dat het heel moeilijk was om rond te komen. [6] Ook heeft iemand haar geprobeerd te verkrachten in 2020. [7] Eiseres 2 heeft verklaard dat mulla’s hebben verkondigd dat jezidi-meisjes vanaf negen jaar mogen worden verkracht en dat een buurmeisje van haar ook is verkracht. [8] Ook verklaart ze dat haar medische zorg werd ontzegd op het kamp vanwege haar afkomst. [9] Eisers hebben ten slotte verklaard dat hun ouders recent, in augustus 2024, het kamp hebben moeten verlaten omdat er meerdere aanvallen op jezidi’s zouden plaatsvinden. [10] Eiser heeft hierover verklaard dat een imam heeft opgeroepen tot een nieuwe genocide tegen jezidi’s. Dit komt met name overeen met algemene landeninformatie in het door eisers aangehaalde ‘Pathways to protection’, waarin de onderzoekers rapporteren:
“Muslim leaders, especially in Iraqi Kurdistan, proceeded to call for the murder of Yazidis, referring to them as ‘devil worshippers’ or ‘infidels’, terminology identical to ISIL references of the community. […] More recently, in August 2024 during an event commemorating the 10-year anniversary of the Yazidi genocide, Yazidi military leader Qasim Shesho gave a speech in which he made a statement pertaining to Yazidi resilience. This statement was interpreted by some as offensive toward the Prophet Muhammad, causing backlash and generating an extreme increase in anti-Yazidi hate speech. […] this controversy led to an extreme increase in anti-Yazidi hate speech on social media and in mosques throughout the Kurdistan Region, which included credible threats of another genocide and more than one million instances of hate speech against Yazidis recorded within eight days of Shesho’s statement. These threats were so severe that they resulted in approximately 1,000 Yazidi families – or 25,000 Yazidi individuals – fleeing IDP [internally displaced persons] camps in the Kurdistan Region out of fear for their life” [11]
Verweerder heeft de door eisers aangehaalde bronnen niet betwist en heeft zich ook niet op het standpunt gesteld dat de aangehaalde verklaringen van eisers ongeloofwaardig zijn.
7.3
De rechtbank is vanwege voorgaande van oordeel dat verweerder nog altijd onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers naar het ontheemdenkamp in de KAR kunnen terugkeren. Verweerder heeft daarvoor niet kunnen volstaan met een beoordeling van de ernst van discriminatie die eisers hebben ervaren, nu er ook aanwijzingen zijn voor daden van vervolging of ernstige schade die daar los van staan. Het standpunt op zitting van verweerder dat de situatie voor jezidi’s in Irak in het algemeen is verbeterd, is überhaupt onvoldoende om duidelijk te maken waarom verweerder vindt dat eisers terug kunnen naar het ontheemdenkamp in de KAR.
7.4
Verweerder heeft daarnaast ook onvoldoende gemotiveerd dat eisers door de door hen ondergane discriminatie niet zo ernstig beperkt zijn in hun bestaansmogelijkheden dat zij niet op maatschappelijk en sociaal gebied konden functioneren. Eisers hebben immers verklaard over de discriminatie en problemen die zij hebben ervaren met betrekking tot onderwijs, werk, inkomen en toegang tot zorg. Dat deze problemen voor jezidi’s nog steeds bestaan en dat dit wel degelijk problemen oplevert voor hun bestaansmogelijkheden blijkt ook uit de door eisers aangehaalde algemene bronnen. In het algemeen ambtsbericht van november 2023 staat dat de toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en andere basisvoorzieningen nog steeds beperkt was. Vele ontheemden hadden moeite om toegang te krijgen tot werk en waren kwetsbaar voor voedselonzekerheid. Armoede was wijdverbreid. Dit beeld wordt ook bevestigd in het eerder aangehaalde rapport ‘Pathways to protection’. [12] Verweerder is niet ingegaan op alle verklaringen van eisers. Hij heeft in de bestreden besluiten over enkele verklaringen van eisers geconcludeerd dat daarmee niet aannemelijk is gemaakt dat het onmogelijk is dat zij op maatschappelijk en sociaal niveau kunnen functioneren. Hij heeft verzuimd om de verklaringen in samenhang met de aangehaalde landeninformatie te beoordelen. Dat zij op sociaal en maatschappelijk gebied zullen kunnen functioneren is daarmee onvoldoende gemotiveerd. Ook de stelling van verweerder ter zitting dat eisers daar feitelijk hebben verbleven en hun ouders daar nog steeds verblijven is daarvoor onvoldoende. Ook hier zal verweerder in een nieuw te nemen besluit dus nader op in moeten gaan.
7.5.
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft de aanvragen ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder opnieuw op de asielaanvragen moet beslissen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
9. Nu de rechtbank op de beroepen heeft beslist, bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De rechtbank wijst de verzoeken daartoe daarom af.
10. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend, een verzoekschrift ingediend en heeft aan de zittingen van de rechtbank deelgenomen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.721,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.V.A. Corstens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Aanmeldgehoor eiseres, p. 11, nader gehoor eiseres, p. 5, aanmeldgehoor eiser, p. 11, nader gehoor eiser, p. 5 en 9, aanmeldgehoor eiseres 2, p. 12, nader gehoor eiseres 2, p. 5.
5.Nader gehoor eiser, p. 5 en 8.
6.Nader gehoor eiseres, p. 11.
7.Nader gehoor eiseres, p. 9-10.
8.Nader gehoor eiseres 2, p. 11.
9.Nader gehoor eiseres 2, p. 12.
10.Nader gehoor eiseres, p. 12 en nader gehoor eiser, p. 11.
11.Persecution Prevention Project, ‘Pathways to Protection. A report calling for immediate solutions to the ongoing destruction of the Yazidi community of Sinjar’, November 2024, pagina’s 24-25. Eisers hebben in dit verband ook gewezen op het artikel van TheCradle.co, ‘Yezidis flee Iraqi Kurdistan camps following hate speech campaign by Kurdish extremists’, van 9 augustus 2024.
12.Zie pagina’s 25-26.