ECLI:NL:RBDHA:2025:21412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
09/219575-25 en 09/395026-24 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 13 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De verdachte, geboren in 1983 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van een smartwatch en AirPods van een aangever in het Zuiderpark te 's-Gravenhage op 22 juli 2025. Tijdens de zitting op 30 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. Z. Benguedda, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.B.O. van Soest, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de getuigenverklaringen inconsistent waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de smartwatch en AirPods heeft weggenomen, terwijl de aangever met vrienden aan het basketballen was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte schuldig was aan diefstal. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de diefstal van een JBL box, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze onder zijn bereik was gebracht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn delictpatroon en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte als stelselmatige dader gekwalificeerd, wat de oplegging van de ISD-maatregel rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/219575-25, 09/395026-24 (tul)
Datum uitspraak: 13 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Benguedda en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2025 te 's-Gravenhage een smartwatch (Apple watch) en/of AirPods en/of een JBL box, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de getuigen te wisselend hebben verklaard en daardoor niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich de smartwatch, AirPods en JBL box heeft toegeëigend.
3.3.
Gedeeltelijke vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van de diefstal van de JBL box moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat de verdachte de JBL box onder zijn bereik heeft gebracht.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 22 juli 2025 in het Zuiderpark in Den Haag was in de buurt van de spullen van de getuigen. De verdachte ontkent de spullen van de getuigen te hebben gestolen en verklaart dat hij enkel op die plek aan het chillen was.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte wel degelijk de AirPods en de smartwatch heeft weggenomen. [aangever] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat de verdachte aan hun spullen zat, dat hij op de verdachte is afgerend en dat hij toen de verdachte heeft vastgepakt en gefouilleerd. Hij trof toen zowel de smartwatch als de Airpods aan in de broekzak van de verdachte. Ook uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat de verdachte de smartwatch en AirPods van de aangever had weggenomen en in zijn zakken had gestopt.
De verklaringen van de aangever [aangever] en de getuige [getuige 1] komen op essentiële punten overeen en de rechtbank acht die verklaringen dan ook betrouwbaar. De verdediging heeft weliswaar aangevoerd dat de getuigen [aangever] en [getuige 1] ter terechtzitting niet meer zeker wisten waar zij de smartwatch bij de verdachte hadden aangetroffen, maar de rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring die de getuigen eerder hebben afgelegd bij de politie te twijfelen. De getuigen [aangever] en [getuige 1] hebben ter terechtzitting hun eerder afgelegde verklaring niet herroepen. Bovendien vindt de verklaring van de getuigen [aangever] en [getuige 1] steun in de verklaring die de getuige [getuige 2] ter terechtzitting heeft afgelegd. [getuige 2] heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij van de getuigen [aangever] en [getuige 1] heeft gehoord dat zowel de smartwatch als de AirPods uit de broekzak van de verdachte kwamen. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit ten aanzien van de AirPods en de smartwatch wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 juli 2025 te 's-Gravenhage een smartwatch (Apple watch) en AirPods, die aan [aangever] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in
een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar
zal worden opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om de verdachte geen straf of maatregel op te leggen, gelet op de verzochte vrijspraak. De verdediging heeft de rechtbank subsidiair verzocht om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Het enkel wegnemen van de AirPods is volgens de verdediging onvoldoende voor de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een smartwatch en AirPods. Terwijl de aangever met vrienden aan het basketballen was, heeft de verdachte in een onbewaakt moment uit de tas van de aangever een smartwatch en AirPods gehaald en in zijn zak gestopt. De vrienden hebben de verdachte echter op tijd kunnen tegenhouden.
Deze diefstal is een hinderlijk feit dat bovendien voor veel overlast heeft gezorgd. Daarnaast versterken dergelijke feiten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Bij de strafmaat heeft de rechtbank verder acht geslagen op de adviezen van
25 juli 2025 en 16 oktober 2025 die door GGZ Fivoor Den Haag (hierna: de reclassering) over de verdachte zijn opgesteld. De adviezen zijn opgemaakt en ondertekend door reclasseringswerker [naam 1] . Ter terechtzitting zijn mw. [naam 2] en mw. [naam 1] als deskundige gehoord.
Volgens de reclassering is bij de verdachte sprake van een delictpatroon aan vermogensdelicten welke direct in relatie staat met zijn ernstige verslavingsproblematiek. De reclassering acht het recidiverisico hoog. Naast het middelengebruik zijn volgens de reclassering de financiële situatie en de houding van de verdachte direct delictgerelateerd en het psychosociaal functioneren indirect delictgerelateerd. De verdachte kent een uitgebreid delictverleden en tot op heden is het de verdachte niet gelukt om hier door middel van gedragsinterventies een verandering in aan te brengen. Alle opgelegde toezichten zijn als onuitvoerbaar dan wel negatief retour gezonden. De verdachte stelt zich volgens de reclassering ambivalent op door enerzijds aan te geven dat hij graag een klinische behandeling wil volgen en anderzijds als dit door de reclassering wordt georganiseerd hij vervolgens afhaakt. De verdachte komt niet naar de meldplichtafspraken en reageert niet op uitnodigingen van de reclassering. Nu de verdachte tot nog toe zich geen enkele keer heeft gehouden aan de afspraken met de reclassering, dan wel zich heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, acht de reclassering een strikter kader nodig. De reclassering adviseert de rechtbank om aan de verdachte, bij veroordeling, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Vereisten ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 38m van het Wetboek van
Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte heeft zich schuldig
gemaakt aan diefstal. Dit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is de verdachte, zo blijkt uit zijn strafblad, in de vijf jaren voorafgaand aan onderhavig feit ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Deze straffen zijn volledig ten uitvoer gelegd. De
bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op
verdachtes uitgebreide strafblad en het door de reclassering ingeschatte hoge
risico op recidive moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de
verdachte in de toekomst opnieuw een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van
goederen in het geding is. Ook is er een met redenen omkleed, gedagtekend en
ondertekend advies van de reclassering van minder dan één jaar voor de zittingsdatum
waarin de reclassering adviseert de verdachte bij veroordeling een ISD-maatregel op te
leggen.
De rechtbank overweegt verder dat de verdachte voldoet aan de definitie van ‘stelselmatige
dader’, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van
het openbaar ministerie. De rechtbank stelt op basis van het strafblad van de verdachte vast
dat hij een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van voornoemde richtlijn is, omdat over een
periode van vijf jaren processen-verbaal tegen hem zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, teruggerekend
vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel
daarnaast noodzakelijk is. De rechtbank onderschrijft de constatering van de reclassering dat
een strikt kader noodzakelijk is om de verdachte te motiveren tot gedragsverandering.
Daarbij acht de rechtbank het van belang om, gezien de vele delicten die de verdachte de
laatste jaren heeft gepleegd, de samenleving te beschermen tegen het delictgedrag van de
verdachte.
Conclusie
De rechtbank zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen. Om de maatregel zoveel mogelijk kans van slagen te geven, is voldoende tijd nodig voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. De rechtbank zal de ISD-maatregel daarom aan de verdachte opleggen voor de maximale termijn van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Uit het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2025 volgt dat de tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/395026-24 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand, reeds op 8 augustus 2025 is bevolen door de politierechter van de rechtbank Den Haag. Omdat deze uitspraak op 8 augustus 2025 onherroepelijk is geworden, zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot tenuitvoerlegging.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (TWEE) JAREN;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 26 maart 2025, gewezen onder parketnummer 09/395026-24.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Anemaet, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.D. Jongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2025.