6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een smartwatch en AirPods. Terwijl de aangever met vrienden aan het basketballen was, heeft de verdachte in een onbewaakt moment uit de tas van de aangever een smartwatch en AirPods gehaald en in zijn zak gestopt. De vrienden hebben de verdachte echter op tijd kunnen tegenhouden.
Deze diefstal is een hinderlijk feit dat bovendien voor veel overlast heeft gezorgd. Daarnaast versterken dergelijke feiten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Bij de strafmaat heeft de rechtbank verder acht geslagen op de adviezen van
25 juli 2025 en 16 oktober 2025 die door GGZ Fivoor Den Haag (hierna: de reclassering) over de verdachte zijn opgesteld. De adviezen zijn opgemaakt en ondertekend door reclasseringswerker [naam 1] . Ter terechtzitting zijn mw. [naam 2] en mw. [naam 1] als deskundige gehoord.
Volgens de reclassering is bij de verdachte sprake van een delictpatroon aan vermogensdelicten welke direct in relatie staat met zijn ernstige verslavingsproblematiek. De reclassering acht het recidiverisico hoog. Naast het middelengebruik zijn volgens de reclassering de financiële situatie en de houding van de verdachte direct delictgerelateerd en het psychosociaal functioneren indirect delictgerelateerd. De verdachte kent een uitgebreid delictverleden en tot op heden is het de verdachte niet gelukt om hier door middel van gedragsinterventies een verandering in aan te brengen. Alle opgelegde toezichten zijn als onuitvoerbaar dan wel negatief retour gezonden. De verdachte stelt zich volgens de reclassering ambivalent op door enerzijds aan te geven dat hij graag een klinische behandeling wil volgen en anderzijds als dit door de reclassering wordt georganiseerd hij vervolgens afhaakt. De verdachte komt niet naar de meldplichtafspraken en reageert niet op uitnodigingen van de reclassering. Nu de verdachte tot nog toe zich geen enkele keer heeft gehouden aan de afspraken met de reclassering, dan wel zich heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, acht de reclassering een strikter kader nodig. De reclassering adviseert de rechtbank om aan de verdachte, bij veroordeling, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Vereisten ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 38m van het Wetboek van
Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte heeft zich schuldig
gemaakt aan diefstal. Dit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is de verdachte, zo blijkt uit zijn strafblad, in de vijf jaren voorafgaand aan onderhavig feit ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Deze straffen zijn volledig ten uitvoer gelegd. De
bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op
verdachtes uitgebreide strafblad en het door de reclassering ingeschatte hoge
risico op recidive moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de
verdachte in de toekomst opnieuw een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van
goederen in het geding is. Ook is er een met redenen omkleed, gedagtekend en
ondertekend advies van de reclassering van minder dan één jaar voor de zittingsdatum
waarin de reclassering adviseert de verdachte bij veroordeling een ISD-maatregel op te
leggen.
De rechtbank overweegt verder dat de verdachte voldoet aan de definitie van ‘stelselmatige
dader’, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van
het openbaar ministerie. De rechtbank stelt op basis van het strafblad van de verdachte vast
dat hij een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van voornoemde richtlijn is, omdat over een
periode van vijf jaren processen-verbaal tegen hem zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, teruggerekend
vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel
daarnaast noodzakelijk is. De rechtbank onderschrijft de constatering van de reclassering dat
een strikt kader noodzakelijk is om de verdachte te motiveren tot gedragsverandering.
Daarbij acht de rechtbank het van belang om, gezien de vele delicten die de verdachte de
laatste jaren heeft gepleegd, de samenleving te beschermen tegen het delictgedrag van de
verdachte.
Conclusie
De rechtbank zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen. Om de maatregel zoveel mogelijk kans van slagen te geven, is voldoende tijd nodig voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. De rechtbank zal de ISD-maatregel daarom aan de verdachte opleggen voor de maximale termijn van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.