ECLI:NL:RBDHA:2025:21420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
NL25.51519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische eiseres in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Somalische vrouw, haar asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat de overdracht naar Frankrijk zou leiden tot schending van haar rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Eiseres stelde dat zij minderjarig was en slachtoffer van mensenhandel, wat haar bijzonder kwetsbaar zou maken. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had aangenomen dat eiseres meerderjarig was, omdat zij zelf een geboortedatum had opgegeven die haar meerderjarigheid bevestigde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er in Frankrijk sprake was van structurele tekortkomingen in de asielprocedure die haar rechten zouden schenden. De rechtbank oordeelde dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van een zorgvuldige behandeling van de asielaanvraag door Frankrijk. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.51519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 20 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres is, volgens haar eigen opgave bij de asielaanvraag van 29 juni 2025 in Nederland, geboren op [datum] 2004 en heeft de Somalische nationaliteit.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. [2] Uit EU-Vis is gebleken dat eiseres op 3 februari 2025 door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 25 februari 2025 tot 26 april 2025. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Frankrijk verzocht om eiseres over te nemen op grond van de Dublinverordening. [3] De Franse autoriteiten hebben dit verzoek op 9 oktober 2025 geaccepteerd.
3. Eiseres voert het volgende aan. Verweerder gaat ten onrechte uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. In dit kader verwijst eiseres naar het AIDA Country Report: France (update 2024). Een overdracht naar Frankrijk zal leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM [4] en artikel 4 van het Handvest. [5] Verweerder had daarom toepassing moeten geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Daarnaast stelt eiseres 16 jaar oud te zijn. Verweerder heeft deze gestelde minderjarigheid niet zorgvuldig onderzocht. Er heeft een leeftijdsschouw plaatsgevonden, maar het is niet inzichtelijk wat de uitkomst daarvan is. Eiseres is voorts slachtoffer van mensenhandel en seksuele uitbuiting. Dit maakt dat eiseres bijzonder kwetsbaar is, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. [6] Verweerder had gelet daarop ten minste individuele garanties aan Frankrijk moeten vragen. Verder heeft verweerder ten onrechte niet onderzocht of eiseres in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor slachtoffers van mensenhandel op grond van artikel 3.48, eerste lid, van het Vb. [7] Eiseres wil aangifte van mensenhandel doen, maar het verzoek om aangifte te doen heeft verweerder naast zich neergelegd. Doordat verweerder niet heeft gewacht met het nemen van het bestreden besluit en geen onderzoek heeft gedaan, is gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel, artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Tot slot heeft verweerder de zienswijze van eiseres niet kenbaar betrokken bij de besluitvorming.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Leeftijd van eiseres
4. Verweerder heeft eiseres niet ten onrechte niet gevolgd in haar gestelde minderjarigheid. Verweerder heeft terecht erop gewezen dat eiseres de asielaanvraag met geboortedatum [datum] 2004 heeft ondertekend, dat zij bij het gehoor bij de DISA [8] heeft bevestigd dat de genoteerde gegevens juist zijn en dat ook in de visumgegevens van eiseres het geboortejaar 2004 staat vermeld. Daarbij heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij in beginsel kan uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis en dat het aan een vreemdeling is om aan te tonen dat in zijn geval deze informatie onjuist is. Eiseres heeft de door haar gestelde minderjarige leeftijd echter op geen enkele wijze onderbouwd. Gelet op al deze omstandigheden tezamen heeft verweerder mogen uitgaan van de geboortedatum [datum] 2004. Voor zover eiseres heeft gewezen op een leeftijdsschouw, wordt overwogen dat uit het bestreden besluit blijkt dat geen leeftijdsschouw heeft plaatsgevonden nu van de meerderjarige leeftijd van eiseres wordt uitgegaan.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat maakt dat ervan mag worden uitgegaan dat Frankrijk de asielaanvraag van eiseres zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet kan en dat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid.
6. Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het AIDA-rapport, update 2024, overweegt de rechtbank dat de Afdeling [9] in haar uitspraak van 31 juli 2025 heeft geoordeeld dat deze rapportage geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie voor Dublinclaimanten in Frankrijk dan uit de eerder betrokken landeninformatie volgt. [10] De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiseres heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem van Frankrijk. Daarnaast kan eiseres zich – mocht zij problemen ervaren – wenden tot de (hogere) Franse autoriteiten om daar haar beklag te doen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat de Franse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen.
7. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bijzonder kwetsbaar is, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. De gestelde minderjarigheid en het gesteld slachtofferschap van mensenhandel en seksuele uitbuiting is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om individuele garanties te vragen bij de Franse autoriteiten.
Mensenhandel
8. Verweerder heeft in de verklaringen van eiseres over mensenhandel geen aanleiding hoeven zien om te wachten met het nemen van een besluit op de asielaanvraag. Zoals verweerder terecht heeft overwogen in het bestreden besluit, wordt in de Dublinprocedure niet beoordeeld of een vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, van het Vb. [11] Daarnaast doet de wens van eiseres om aangifte te doen niet af aan de rechtmatigheid van het (overdrachts)besluit. [12] Het is de rechtbank overigens niet gebleken dat eiseres inmiddels aangifte van mensenhandel heeft gedaan.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder op grond van de informatie uit het AIDA-rapport aanleiding had moeten zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, wordt zij hierin niet gevolgd. Deze informatie is namelijk reeds betrokken bij de beoordeling van de vraag of verweerder ten aanzien van Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [13]
10. Ook de verklaringen van eiseres over mensenhandel heeft verweerder onvoldoende kunnen achten om van de overdracht aan Frankrijk af te zien vanwege een onevenredige hardheid. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres in Nederland geen aangifte heeft gedaan van mensenhandel en dat zij na overdracht in Frankrijk ook aangifte kan doen van mensenhandel.
Motivering bestreden besluit
11. Tot slot heeft verweerder, anders dan eiseres meent, de zienswijze van eiseres voldoende kenbaar betrokken bij het bestreden besluit. Verweerder is aan de hand van de beschikbare informatie van eiseres voldoende ingegaan op alle omstandigheden die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag hebben geleid. Dat daarbij volgens eiseres mede gebruik is gemaakt van ‘standaardoverwegingen’, maakt nog niet dat die overwegingen niet van toepassing zijn op eiseres.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 november 2025 door mr. W.H. Bel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verordening (EU) 604/2013.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2669.
12.Vgl. de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 oktober 2022, ECLI:EU:C:2022:809.
13.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717.