ECLI:NL:RBDHA:2025:21518
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T. Laigsingh, en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft de maatregel van bewaring die op 19 september 2025 aan de eiser is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder, op 10 oktober 2025, deze maatregel getoetst en geoordeeld dat deze rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 7 oktober 2025. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 7 november 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zou worden behandeld. De rechtbank heeft beoordeeld of de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser. De eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde, omdat hij geen documenten had en niet aan zijn meewerkverplichting kon voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend handelde, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer op 19 september 2025 was ingediend en er geen reden was om aan te nemen dat Marokko geen laissez-passers verstrekt aan ongedocumenteerden.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft en de minister geen schadevergoeding aan de eiser hoeft te betalen. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en de proceskosten niet toegewezen aan de eiser. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.