ECLI:NL:RBDHA:2025:21552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
25-36645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Syrië, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 13 maart 2024 heeft ontvangen en dat de beslistermijn, die normaal gesproken zes maanden bedraagt, door een besluitmoratorium voor Syrië is verlengd. Dit moratorium gold van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens het moratorium zijn ingediend, is verlengd met één jaar tot maximaal 21 maanden. De rechtbank concludeert dat de minister uiterlijk op 13 september 2025 moet beslissen op de aanvraag van eiser.

Eiser heeft de minister op 17 juli 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en komt niet toe aan de vraag of de minister een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 10 oktober 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.36645
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser ontvankelijk?

3. De minister heeft de aanvraag op 13 maart 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
4. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.4 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.5
5. Het moratorium is mede van toepassing op asielaanvragen waarvan de beslistermijn van zes maanden is verstreken op het moment van de inwerkingtreding van het moratorium.6 De aanvraag van eiser valt onder deze situatie en daarmee dus onder het toepassingsbereik van het moratorium.
6. De minister dient uiterlijk op 13 september 2025 te beslissen op de aanvraag (13 maart 2024 + zes maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). Eiser heeft de minister op 17 juli 2025 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Al om die reden komt de rechtbank niet toe aan het vaststellen van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Simorangkir, griffier.
4 Stcrt. 2024, 41538.
5 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
6 Vgl. o.m. de uitspraak van de ABRvS van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3600, onder 5.3.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 oktober 2025