In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot machtiging tot het uitoefenen van het recht van erfgenaam. Het verzoek is ingediend door meerdere verzoekers, die allen claimen erfgenamen te zijn van de overleden [de erflater]. De verzoekers hebben geen contact kunnen krijgen met verweerder, die als erfgenaam wordt beschouwd, en hebben geen informatie over zijn verblijfplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder sinds 2006 geregistreerd staat als niet-ingezetene met een onbekend adres. De verzoekers hebben geprobeerd om verweerder te traceren via openbare oproepen en de politie, maar zonder resultaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestaan van verweerder onzeker is en heeft de verzoekers machtiging verleend om het recht van erfgenaam uit te oefenen. De rechtbank heeft daarbij de bevoegdheid gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is gegeven in het kader van een enkelvoudige procedure en is openbaar uitgesproken.