ECLI:NL:RBDHA:2025:2164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/8157 en 23/8245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkeringen wegens onterecht ontvangen inkomsten uit arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in de zaken van eiser en eiseres, die beiden WIA-uitkeringen ontvingen. De verweerder, de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, heeft hen medegedeeld dat hun uitkeringen verlaagd worden en dat er bedragen van hen worden teruggevorderd wegens onterecht ontvangen uitkeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in de periode van 1 november 2022 tot en met 28 februari 2023 op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht zonder dit te melden bij de verweerder. Dit is gebaseerd op waarnemingen en een onderzoeksrapport dat concludeert dat eisers inkomsten uit arbeid hebben gehad die zij niet hebben doorgegeven. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, dat zij geen inkomsten uit arbeid hebben ontvangen maar leningen van hun zoon, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering en de opgelegde boete terecht zijn, omdat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en hen in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/8157 en SGR 23/8245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaken tussen

[eiser] , eiser, en [eiseres] , eiseres (samen ook: eisers),

uit [woonplaats] ,
(gemachtigde: mr. C.H. Remmelink),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze);

Inleiding

Met de besluiten van 2 juni 2023 (primaire besluiten I) heeft verweerder aan eisers laten weten dat de uitkeringen die zij ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden verlaagd en dat eiser een boete krijgt van €1.422,89 en eiseres van €1.422,99.
Met de besluiten van 2 juni 2023 en 7 juni 2023 (primaire besluiten II) heeft verweerder aan eisers laten weten dat zij in de periode van 1 november 2022 tot en met 28 februari 2023 teveel WIA-uitkering hebben ontvangen en er van eiser een bedrag van €2.845,78 en van eiseres een bedrag van €2.845,98 wordt teruggevorderd.
Met de bestreden besluiten van 6 november 2023 en 31 oktober 2023 is verweerder bij de primaire besluiten gebleven.
Eiser en eiseres hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de beroepschriften gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft tijdens de zitting van 22 april 2024 het onderzoek in de zaak van eiser geschorst. Ter zitting is gebleken dat eiseres afzonderlijk een zaak had lopen bij de rechtbank. De rechtbank heeft besloten dat de zaken van eiser en eiseres gevoegd behandeld dienen te worden.
De rechtbank heeft middels de brief van 15 mei 2024 bij verweerder aanvullende stukken opgevraagd. Verweerder heeft de rechtbank de stukken doen toekomen op 28 mei 2024. Deze stukken zijn gedeeld met eisers.
De rechtbank heeft middels de brief van 2 december 2024 aanvullende vragen gesteld aan partijen.
Partijen hebben de rechtbank van een reactie voorzien.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2025 gevoegd ter zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan de procedure
1. Eiser en eiseres ontvangen vanaf 25 november 2020 en 29 september 2020 een WIA-uitkering. Nadat verweerder een externe melding heeft ontvangen van het Centraal Meldpunt Fraude dat eisers werken in de zaak van hun zoon, [bedrijfsnaam 1] (ook aangeduid als [bedrijfsnaam 2] ), heeft verweerder een onderzoek ingesteld. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 20 februari 2023 (hierna: het onderzoeksrapport) en het handhavingsonderzoek van 27 februari 2023. Uit het onderzoeksrapport volgt dat de handhavingsmedewerkers van verweerder eisers op 8 februari 2023 hebben gesproken. Verweerder heeft de ontvangen informatie van Suwinet, bankafschriften, waarnemingen door de rapporteur en de verklaringen van eisers betrokken in het onderzoek. In het onderzoeksrapport heeft verweerder geconcludeerd dat het aannemelijk is dat eisers inkomsten uit werk hebben gehad die zij niet hebben doorgegeven aan verweerder.
2. Op 15 mei 2023 heeft verweerder eiser en eiseres afzonderlijk voornemens tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde WIA-uitkering en een boeteoplegging gestuurd. Hierna heeft verweerder de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
De standpunten van partijen
3. Eisers voeren aan dat zij geen inkomsten uit arbeid hebben ontvangen. De bedragen die zij hebben ontvangen zijn leningen die zij en hun zoon elkaar over en weer geven. De bedoeling is dat dit altijd wordt terugbetaald. Het blijkt uit de bankafschriften genoegzaam dat eiser ook bedragen aan zijn zoon overmaakt of via zijn eigen rekening of via de rekening van eiseres. Eisers stellen mede dat zij de eerste verdiepingen van het pand van hun zoon gebruiken voor de opslag van goederen omdat zij goederen inzamelen voor Oekraïne. Dit verklaart waarom eiser de sleutel van het pand had, waarom zijn auto voor het pand wordt aangetroffen en waarom hij sjouwend met dozen gezien is in het pand.
Overigens is het volgens het ziektebeeld van eiser niet mogelijk om inkomen uit arbeid te genereren. Een van de waarnemingen beschrijft dat eiser patat aan het schudden was, dit is niet mogelijk nu hij een spier in zijn arm mist en de beweging niet kan worden uitgevoerd.
Ook stelt eiser dat het aantal gewerkte dagen onjuist is vastgesteld en vastgesteld is in weerwil van de Arbeidstijdenwet.
4. Verweerder stelt dat uit de waarnemingen duidelijk naar voren komt dat eisers, tijdens de openingsuren van het bedrijf, in de zaak aanwezig waren en dat zij daar allerlei werkzaamheden verrichtten. Hieruit is dus gebleken dat eisers daar niet alleen waren als sociale aangelegenheid of voor het opslaan van goederen. Ook had eiser een sleutel van de zaak. De terugvordering betreft een periode van 4 maanden omdat er in die periode waarnemingen zijn gedaan door de inspecteurs. Omdat verweerder niet exact kan vaststellen wat eisers hebben ontvangen voor de werkzaamheden is hijuitgegaan van het minimumloon bij de berekening van de terugvordering. Voor de boete wordt er geen aanleiding gezien om uit te gaan van verminderde verwijtbaarheid;de hoogte van de boete bedraagt 50% van het terugvorderingsbedrag. Er loopt vanaf 1 augustus 2023 een betalingsregeling waarbij maandelijks een brutobedrag van € 122,00 op de uitkering wordt ingehouden.
5.1.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting van 22 april 2024 met de brief van 15 mei 2024 bij verweerder het beeldmateriaal dat is verzameld op 24 november 2022 omstreeks 16:00 uur door rapporteur R. Kooper opgevraagd. Verweerder heeft het beeldmateriaal, een medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts van 22 januari 2024 en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum in de zaak van eiser overgelegd. In dit verslag concludeert de verzekeringsarts op grond van de in het dossier aanwezige informatie en het eigen onderzoek tijdens het spreekuur van 7 augustus 2023 dat er bij eiser sprake is van blijvende beperkingen door ziekte, namelijk een strekincident in 2019. Eiser is beperkt ten aanzien van zware belasting van de nek en rechter (dominante) schouder/arm, ook dienen hoog frequente handelingen rechts vermeden te worden.
5.2.1.
Verder heeft de rechtbank met de brief van 2 december 2024 de volgende vragen gesteld:
“1. Aan de gemachtigde van eisers in beide zaken
Ter zitting van 22 april 2024 is aan de orde gekomen dat er door eiser en eiseres diverse transacties van en naar [bedrijfsnaam 2] zijn. Eiser heeft € 4.561,- ontvangen en € 2.080,- betaald. Van de zijde van eiser is gesteld dat de transacties op de bankrekening van eiseres van belang zijn voor de beoordeling van beide zaken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de bankafschriften die aanwezig zijn in het dossier van mevrouw [eiseres] . Kunt u toelichten wat de relevante transacties zijn en wat daaruit volgens u geconcludeerd moet worden?
2. Aan de gemachtigde van verweerder in beide zaken
De rechtbank heeft kennisgenomen van het beeldmateriaal dat verzameld is op 24 november 2022. De rechtbank kan niet direct uit het beeldmateriaal afleiden dat de man in beeld de heer [eiser] is. Er wordt in het rapport met waarnemingen van 27 februari 2023 ook afwisselend gesproken van “de mannelijke klant” en “de heer [eiser] ”. Is er een mogelijkheid dat eiser niet de man is die in beeld is?”
5.2.2.
Eisers hebben met het schrijven van 3 januari 2025 de rechtbank van een antwoord voorzien. Eisers geven een toelichting voor de bedragen en stellen dat op basis daarvan blijkt dat het gaat om geleende bedragen en dat er geen inkomen is ontvangen. Eiser heeft ook een huisartsenjournaal van 22 april 2024 overgelegd om zijn klachten toe te lichten. Eisers hebben aanvullend een verklaring van de heer [naam] (hierna: [naam] ) overgelegd waarin hij verklaart dat hij ook over een sleutel van het pand van [bedrijfsnaam 1] BV beschikt en vaak heeft geholpen met het vervoer en sorteren van goederen voor Oekraïne. Er is een foto van [naam] en eiser toegevoegd om te illustreren dat zij dezelfde lengte hebben en enige gelijkenis vertonen.
5.2.3.
Verweerder heeft de vraag voorgelegd aan inspecteur [inspecteur] ; die heeft een rapport is opgesteld op 10 december 2024. [inspecteur] rapporteert dat de man in beeld eiser is. Het beeldmateriaal is ondersteunend aan de gedane waarneming zoals beschreven in het rapport waarnemingen van 27 februari 2023. De verschillende aanduidingen komen door de gebruikte bewoording van verschillende rapporteurs, zij verwijzen hiermee echter naar dezelfde persoon namelijk eiser.
6.1.
Tijdens de zitting op 16 januari 2025 hebben eisers aanvullend het volgende aangevoerd. Eisers hebben toegang tot het pand om goederen in te zamelen voor Oekraïne. Dat is ook waarom zij een sleutel ter beschikking hebben, het kan voorkomen dat goederen buiten de openingstijden worden gebracht. Dit is echter niet waargenomen omdat er dan niet werd gecontroleerd. Het beeldmateriaal is marginaal en het is niet zeker dat eiser in beeld is. Het had ook [naam] kunnen zijn, nu hij en eiser ongeveer hetzelfde neusbeeld hebben en even lang zijn. Het is ook niet duidelijk aan welke kant er naar binnen is gegaan omdat er veel deuren zijn. Dit betekent niet dat eisers in het pand werken. Bovendien wordt er over eiser gesteld dat hij een handeling verricht die feitelijk onmogelijk is. Hij heeft een gescheurde spier en dat groeit niet meer aan, hierdoor kan hij bepaalde handelingen niet meer verrichten. Daarnaast had eiser instructies nodig om te helpen bij een betaling, hieruit blijkt dat hij niet weet hoe het werkt en daar niet werkzaam is. Ook is eiser niet de enige die in de waargenomen auto rijdt, zoon rijdt hier ook in. Dat eiseres iets in een Thuisbezorgd tas heeft gedaan kan ook niet kloppen nu zij deze tassen niet op voorraad hebben, dat hadden dan plastic tasjes moeten zijn. Verder hebben zij geen geld ontvangen. Eisers kregen, als zij in de problemen zaten, van zoon geld om rekeningen te betalen. Dit werd altijd terugbetaald en gebeurde over en weer, zodoende kan worden aangenomen dat het een lening is. Een groot deel van de geleende bedragen is ook terugbetaald door eisers. Eisers voeren ook aan dat de terugvordering is berekend op basis van volledig werken en meer dagen dan mogelijk is conform de arbeidstijden wet. Hierbij meegenomen is een periode waarin eiseres ook voor haar eigen woning is waargenomen en niet in het bedrijfspand. Eisers stellen ook dat het onderzoek te marginaal is geweest. Verweerder had bij het verzamelen van bewijs ook moeten kijken naar wat ze had kunnen vrijpleiten.
6.2.
Verweerder heeft tijdens de zitting van 16 januari 2025 het volgende gezegd. Het onderzoek is begonnen naar aanleiding van een melding van de gemeente Zoetermeer naar aanleiding van een horecaonderzoek. Eisers werden namelijk altijd gezien in de horecazaak. De rapporteurs zijn toen gestart met een internetonderzoek. Hierbij werden foto’s opgevraagd van eisers, hier is kennis van genomen voordat er waarnemingen werden gedaan zodat zij bekend zouden zijn met het uiterlijk van eisers. Er zijn alleen waarnemingen verricht tijdens de openingstijden omdat er aannemelijk gemaakt moet worden dat er werkzaamheden zijn. Het gaat niet om het waarnemen dat er goederen worden ingezameld. Er is ook waargenomen op de auto en op de werkzaamheden die vaak in de zaak zijn verricht. Er is nooit waargenomen dat er mensen binnen zijn gekomen om goederen te doneren. In verband met de terugvordering wordt gesteld dat deze gebaseerd is op de betalingen die zijn gedaan door [bedrijfsnaam 2] . Over deze betalingen zijn verklaringen afgelegd. Dit werd als vreemde betaling gezien. Daarna is er met het minimumloon gerekend en omdat de zaak elke dag open is wordt elke dag gezien als werkbare dag. De terugvorderingsperiode loopt vanaf het moment dat de waarnemingen zijn gestart tot het moment dat ze zijn geëindigd.
Beoordeling door de rechtbank
7. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat een besluit tot herziening en terugvordering van een uitkering een belastend besluit is waarbij het aan het UWV is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Daarbij heeft het UWV de bewijslast ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om over te gaan tot herziening en terugvordering van de uitkering over de genoemde periode. Op het UWV rust niet alleen de verplichting om de feiten te stellen waarop hij de bestreden besluiten doet steunen, in het geval van betwisting moet hij deze feiten ook aannemelijk maken.
8. In geschil is of verweerder terecht de WIA-uitkering van eisers heeft herzien en teruggevorderd en een boete heeft opgelegd. De rechtbank moet die vragen beantwoorden aan de hand van wat eisers daartegen in hebben gebracht.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op de aard, de omvang, de duur en het terugkerende karakter van de werkzaamheden [2] die blijken uit de onderzoeksbevindingen, voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers in de periode van 1 november 2022 tot en met 28 februari 2023 op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht zonder dit te melden bij verweerder. De rechtbank overweegt als volgt.
9.2.
De rechtbank is niet gebleken dat eiser slechts aanwezig was in de zaak van zijn zoon als sociale aangelegenheid, voor incidentele hulp of het opslaan van goederen. Uit de waarnemingen en het onderzoeksrapport blijkt dat eiser in en rondom de zaak aangetroffen is terwijl hij bezorgingen deed, bestelling bereidt en afrekent met klanten. Eiser is ook in verband met voorgaande werkzaamheden aangetroffen op momenten dat zijn zoon en zijn vrouw niet aanwezig waren. Gemachtigde van eiser heeft in het beroepschrift aangevoerd dat bepaalde waarnemingen feitelijk niet mogelijk zijn omdat eiser een spier mist in zijn arm waardoor zijn arm onbruikbaar is. De rechtbank twijfelt er niet aan dat eiser significante beperkingen heeft wat betreft de rechterarm, dit is door de verzekeringsarts in het medisch onderzoeksverslag van 22 januari 2024 ook bevestigd. Echter, uit noch het medisch onderzoeksverslag noch het door eiser overgelegde huisartsenjournaal is gebleken dat eiser zijn rechterarm in zijn geheel niet kan gebruiken. Er worden beperkingen opgenomen voor bewegingen van de rechterarm echter is het enige dat in het geheel niet mogelijk wordt geacht het boven schouderhoogte werken. Dat eiser de beweging, en dus de geobserveerde werkzaamheid, niet heeft kunnen uitvoeren is daarom niet aannemelijk. De rechtbank merkt ten overvloede in dit verband op dat uit de hiervoor genoemde bronnen niet is gebleken dat eiser een spier mist, maar dat er sprake is van een ruptuur.
9.3.
Uit de waarnemingen en het onderzoeksrapport blijkt mede dat eiser de zaak opende op vaste tijden. De rechtbank heeft kennisgenomen van het beeldmateriaal, de toelichting van de inspecteur [inspecteur] en hetgeen eiser daartegenin heeft gebracht. Echter, benadrukt de rechtbank dat de observatie niet alleen is gebaseerd op de ene keer dat er beeldmateriaal is verzameld. Eiser is ook op 23 november 2022, 28 november 2022 en 15 december 2022 rond openingstijd van [bedrijfsnaam 1] BV, 16:00 uur, aangetroffen terwijl hij de deur van het pand opende in aanwezigheid van anderen of alleen. In totaal is eiser, zoals blijkt uit het onderzoeksrapport, tijdens het uitvoeren van de voorgaande activiteiten acht keer waargenomen. Dit is afdoende om te concluderen dat eiser structureel het pand opende. De foto en verklaring van [naam] maken dit niet anders. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat iemand anders dan eiser deze taak heeft vervuld. De rapporteurs hebben, als onderdeel van het onderzoek, een internetonderzoek gedaan waarbij foto’s van zowel eiser als eiseres zijn gevonden op het internet. De rapporteurs waren zich dus bewust van de uiterlijke kenmerken van beiden, zodat zij eisers zouden herkennen. Ook overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [naam] , naast het bevestigen dat hij een sleutel in bezit heeft, nietszeggend is. Zo wordt er niets gesteld over de activiteiten die hij zou uitvoeren en wanneer of hoe dat dan zou gebeuren terwijl dit wel van belang is. Daarnaast volgt de rechtbank het standpunt van eisers, dat er buiten de openingstijden waarnemingen gedaan hadden moeten worden en dat verweerder ook ontkrachtend bewijs had moeten verzamelen, niet. Het is namelijk aan eisers om aannemelijk te maken dat de situatie anders is dan door verweerder wordt gesteld.
9.4.
De rechtbank is mede niet gebleken dat eiseres slechts aanwezig was in de zaak van haar zoon als sociale aangelegenheid, voor incidentele hulp of het opslaan van goederen. Uit de waarnemingen en het onderzoeksrapport blijkt dat eiseres in en rondom de zaak aangetroffen is terwijl zij bezorgingen deed met eiser, bestelling bereidde en afrekende met klanten. In totaal is eiseres, zoals blijkt uit het onderzoeksrapport, zeven keer waargenomen tijdens het uitvoeren van de voorgaande werkzaamheden.
9.5.
In verband met de betalingen overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat eisers in het beroepschrift erkennen geld te hebben ontvangen van hun zoon op beide rekeningen waar zij beiden eerder hebben verklaard geen geld te hebben ontvangen, dit kan dan ook niet meer in geschil zijn. Wel in geschil kan zijn wat de aard van deze betalingen is. Eisers hebben, onder andere tijdens de hoorzitting van 21 september 2023, verklaard dat er evenveel geld van het bedrijf van zoon ontvangen is als terugbetaald. De rechtbank is dit echter niet gebleken, er is geen sprake van gelijke bedragen. Tijdens de zitting van 16 januari 2025 is ook gesteld dat eisers en zoon over en weer aan elkaar geld uitleenden en dat het weer werd terugbetaald. Betalingen over en weer zonder enige toelichting of aanduiding wijzen echter niet op het bestaan van leningen.
9.6.
De werkzaamheden zijn verricht in het economisch verkeer en het verkrijgen van geldelijk voordeel is ermee beoogd of dit kon volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs worden verwacht. Al hebben eisers, zonder succes, getracht tijdens de zitting gemotiveerd te onderbouwen dat de bedragen die zij hebben ontvangen leningen waren, is het daadwerkelijk ontvangen van een vergoeding hierbij ook niet van belang. [3] Daarnaast hadden de werkzaamheden een structureel karakter. Nu het aannemelijk is dat eisers werkzaamheden hebben verricht hebben zij, door geen melding te maken van de werkzaamheden, de inlichtingenplicht geschonden. Verweerder was dan ook gehouden om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen en een boete op te leggen.
9.7
Ten aanzien van hetgeen eisers hebben gesteld over de Arbeidstijdenwet overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt de stelling van eisers aldus dat zij menen dat verweerder bij de berekening van het aantal gewerkte dagen geen rekening heeft gehouden met de in de Arbeidstijdenwet opgenomen bepalingen over werk- en rusttijden. De rechtbank overweegt daarover dat de Arbeidstijdenwet als verantwoordelijke persoon enkel de werkgever aanwijst. De bepalingen van de Arbeidstijdenwet kunnen derhalve niet aan verweerder worden tegengeworpen.
De terugvordering
10. Uit overwegingen 9.1 tot 9.6 is gebleken dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eisers op geld waardeerbare werkzaamheden hebben verricht. Met betrekking tot de terugvorderingsperiode overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank overweegt dat van belang is dat de terugvorderingsperiode is begonnen vanaf de eerste waarneming tot de laatste waarneming en dat [bedrijfsnaam 1] in deze periode op elke dag open is geweest. Daarnaast heeft verweerder ook gekeken naar de bevreemde betalingen afkomstig van en naar [bedrijfsnaam 2] , echter kan de terugvorderingsperiode hier niet op gebaseerd zijn nu deze buiten de periode van waarnemingen hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft ook niet gesteld dat de terugvordering gebaseerd is op alleen de bevreemde betalingen. Eiseres heeft gesteld dat ook mee is genomen in de terugvorderingsperiode een waarneming die voor de woning is uitgevoerd en niet bij [bedrijfsnaam 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om deze dag in mindering te brengen op de terugvorderingsperiode nu deze waarneming buiten de openingstijden van [bedrijfsnaam 1] is verricht en ook niet af doet aan alle waarnemingen waarbij eiseres actief is met het vervullen van werkzaamheden bij en rondom [bedrijfsnaam 1] . De rechtbank ziet zodoende geen aanleiding om te twijfelen aan de terugvorderingsperiode nu eisers het standpunt niet met stukken hebben onderbouwd.
11. Eisers hebben niet aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien of om deze te verlagen. De rechtbank is ook niet gebleken van enige persoonlijke omstandigheden die aanleiding geven om dit wel aan te nemen.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn ongegrond. Verweerder heeft terecht de ZW-uitkeringen van eisers over de periode van 1 november 2022 tot en met 28 februari 2023 herzien en teruggevorderd. Ook is er terecht een boete opgelegd. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

In beide zaken
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:707.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:474.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1678