Uitspraak
16.3010 ZW, 16/3011 WW
OVERWEGINGEN
10 november 2013 uit de hennepplantage inkomsten heeft genoten en deze niet aan het Uwv heeft gemeld. Ten aanzien van de hoogte van de inkomsten heeft het Uwv zich gebaseerd op het Rapport berekening wederrechtelijk voordeel hennepkwekerij van de politie Midden Nederland van 6 april 2014. Daarin is geconcludeerd dat er minimaal vier oogsten zijn geweest waaruit een voordeel van minimaal € 27.423,63 is genoten.
9 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4445). Appellant heeft over die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer verloren. Op grond van artikel 8, eerste lid, artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, artikel 25 en artikel 36, eerste lid, van de WW was het Uwv daarom gehouden om de WW-uitkering met ingang van 10 juni 2013 te herzien en de in de periode van 10 juni 2013 tot en met 4 november 2013 onverschuldigd betaalde WW-uitkering van appellant terug te vorderen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor zover daarbij de boete is vastgesteld op € 6.900,- en voor zover het Uwv niet is veroordeeld in de kosten van appellant in bezwaar;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 4.879,59 en bepaalt dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het door de rechtbank vernietigde besluit van 20 augustus 2015 tot oplegging van een boete;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige, voor zover aangevochten;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.014,20;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem betaalde griffierecht in hoger beroep van