In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 november 2025, zijn de beroepen van eiseressen gegrond verklaard. De eiseressen, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hebben beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvragen op 21 juni 2024 heeft ontvangen en dat hij binnen zes maanden na ontvangst van de aanvragen had moeten beslissen. Eiseressen hebben de minister op 7 juli 2025 in gebreke gesteld, maar hebben pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft de minister een termijn van acht weken gegeven om de asielmotieven van eiseressen te horen en binnen acht weken na die hoorzitting een besluit op de aanvragen bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseressen recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak besluiten op de aanvragen bekend te maken.