ECLI:NL:RBDHA:2025:21711
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie op 27 augustus 2025 aan eiser heeft opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Palanciyan, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 12 november 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld.
De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel van bewaring rechtmatig is. Volgens artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 kan de rechtbank het beroep gegrond verklaren en de maatregel opheffen als deze in strijd is met de wet of niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was, en heeft zich nu gericht op de periode na het sluiten van het vorige onderzoek op 7 oktober 2025.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet reageren op de aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Marokko is en dat de minister voldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lp-aanvraag op 29 augustus 2025 is verzonden en dat er meerdere rappels zijn verstuurd. Eiser heeft zelf geen aantoonbare inspanningen geleverd om de afgifte van de lp te bespoedigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier, en is openbaar gemaakt op 17 november 2025.