ECLI:NL:RBDHA:2025:21842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn aanvraag op 12 april 2024 ingediend, waarna de minister op 23 mei 2024 een verzoek tot terugname aan de Poolse autoriteiten heeft gedaan. Dit verzoek werd op 28 mei 2024 geaccepteerd, waarna Nederland zes maanden had om eiser over te dragen. De verantwoordelijkheid van Nederland werd vastgesteld op 29 november 2024, waarna de beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag begon te lopen. Echter, door een besluitmoratorium dat gold voor Syrië van 14 december 2024 tot 13 juni 2025, werd de beslistermijn verlengd met één jaar, tot maximaal 21 maanden. Eiser heeft de minister op 2 oktober 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en komt niet toe aan de vaststelling van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 november 2025.