Overwegingen
1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen,4 vangt deze termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.5
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiser heeft op 26 januari 2024 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Naar aanleiding van de aanvraag, heeft de minister op 13 maart 2024 aan de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen.6 De Bulgaarse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 27 maart 2024. De minister diende eiser vanaf dat moment uiterlijk binnen zes maanden over te dragen.7 De minister heeft eiser daarom bij beschikking van 12 juli 2024 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig aan Kroatië is overgedragen met het gevolg dat de minister per 28 september 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister had dus uiterlijk zes maanden later op de aanvraag moeten beslissen.8
6. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.9 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.10
7. In beginsel zou dit betekenen dat de minister uiterlijk op 28 maart 2026 dient te beslissen op de aanvraag (28 september 2024 + zes maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). Echter, de maximale beslistermijn van 21 maanden begint in dit geval te lopen na de ontvangst van de aanvraag op 26 januari 2024.11 De rechtbank sluit in dit verband aan bij en verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 6 december 2023.12 Hieruit volgt dat de maximale beslistermijn begint te lopen vanaf het moment van indiening van de asielaanvraag, ook als na die aanvraag een onderzoek in het kader van de Dublinverordening heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de minister in onderhavig geval uiterlijk op 26 oktober 2025 dient te beslissen op de aanvraag. Eiser heeft de minister op 23 juli 2025 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment hoe dan ook nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Al om die reden komt de rechtbank niet toe aan het vaststellen van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom.
6 Artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
7 Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.
8 Artikel 42, eerste lid, van de Vw. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
10 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
11 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.