ECLI:NL:RBDHA:2025:21948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 november 2025 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoert dat er in Spanje systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank stelt vast dat de Dublinverordening het uitgangspunt heeft dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen, en dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede werking van het Spaanse asiel- en opvangsysteem. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie in Spanje een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengt.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.