ECLI:NL:RBDHA:2025:22512
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Verlenging overdrachtstermijn wegens onderduiken en procesbelang in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoeker. De eiser, die vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde mr. E.S. van Aken, had op 26 juni 2025 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 19 juni 2025 was genomen. Dit besluit hield in dat de overdrachtstermijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening was verlengd. Tijdens de zitting op 26 november 2025 is de eiser echter niet verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 19 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en dat er sindsdien geen contact meer is geweest. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij kennelijk geen interesse meer heeft in de internationale bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.