ECLI:NL:RBDHA:2025:22562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
NL25.48896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar EU verblijfsdocument

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, beroep heeft ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 1 april 2025 tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een EU verblijfsdocument. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar was verstreken en dat eiser de minister op 10 september 2025 in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en gegrond was, en droeg de minister op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeerde dat de minister de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 453,50, moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.48896

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op het bezwaar van 1 april 2025 tegen de afwijzing van de aanvraag om een zogenoemd EU verblijfsdocument.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Zijn de beroepen ontvankelijk en gegrond?
2. Het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 6 maart 2025. De rechtbank stelt vast dat de termijn om op het bezwaar te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister op 10 september 2025 in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
3. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. De minister moet dit doen binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak. [2]
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
5. Eiser heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen als hij de door de rechtbank opgelegde beslistermijn overschrijdt. Hierbij geldt een maximum van € 15.000,-. [3]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
6. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken [4] is de bestuurlijke dwangsom afgeschaft voor de zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom aan eiser te betalen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de minister binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiser een dwangsom verschuldigd.
7. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank voor eisers gezamenlijk vast op € 453,50. [5]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15,000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
A.W. Landman, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb,
3.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
4.Staatsblad 2025, 96.
5.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.