ECLI:NL:RBDHA:2025:22594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag op 3 augustus 2025 ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft eerder in Duitsland asielaanvragen ingediend en stelt dat hij daar een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 15 oktober 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eiser niet in zijn bewijslast is geslaagd. Hij heeft geen objectieve landeninformatie over de asielprocedure in Duitsland verstrekt en zijn persoonlijke ervaringen zijn niet voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder mag uitgaan van het vermoeden dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een strijdige behandeling.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.