Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) en werd opgelegd op 6 januari 2025. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, heeft op 7 januari 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar dit beroep op 13 januari 2025 ingetrokken. Op 3 februari 2025 heeft de verweerder de rechtbank geïnformeerd over de opheffing van de maatregel van bewaring, wat gelijkgesteld werd met een nieuw beroep van eiser. Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en op 6 februari 2025 zijn gronden ingediend, waarop verweerder ook een verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vw terecht was opgelegd. De rechtbank heeft de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, zoals het onttrekken aan toezicht en het niet naleven van eerdere terugkeerbesluiten, als feitelijk juist beoordeeld. Eiser heeft betwist dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten in het dossier dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.