ECLI:NL:RBDHA:2025:22820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke kwalificatie van verhuur en bijkomende diensten door een kunst- en cultuurcentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kunst- en cultuurcentrum, vertegenwoordigd door Stichting [eiseres], en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiseres, die een kunst- en cultuurcentrum exploiteert, onderverhuurt delen van haar gebouw en verleent daarnaast diverse diensten aan haar onderhuurders. De centrale vraag in deze procedure is of de activiteiten van eiseres jegens één van de onderhuurders, het Koninklijk Conservatorium (KC), kunnen worden gekwalificeerd als 'verhuur-plus', wat zou betekenen dat deze activiteiten als belaste prestaties voor de omzetbelasting moeten worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelt dat de activiteiten van eiseres voornamelijk gericht zijn op de verplichting om een gedeelte van het gebouw te onderverhuren aan KC. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van 'verhuur-plus', omdat de verleende diensten niet meer zijn dan bijkomende diensten bij de vrijgestelde verhuur van de ruimtes. De rechtbank verklaart de beroepen van eiseres ongegrond en oordeelt dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd. Tevens wordt eiseres een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De rechtbank benadrukt dat de activiteiten van eiseres, zoals onderhoud en schoonmaak, niet meer zijn dan de verplichtingen die voortvloeien uit de verhuurovereenkomst en dat deze handelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als een belaste prestatie. De rechtbank wijst erop dat de diensten die eiseres verleent aan KC niet specifiek zijn voor KC, maar ook toegankelijk zijn voor andere bezoekers van het gebouw. De rechtbank concludeert dat de prestaties van eiseres niet meer zijn dan de terbeschikkingstelling van het gebouw en dat er geen sprake is van een belaste prestatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 24/298, SGR 24/315, SGR 24/324, SGR 24/333, SGR 24/335 en
SGR 24/337 [1]

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2025 in de zaken tussen

Stichting [eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: dr. D. Molenaar),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,

en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2022 [2] opgelegd. Eiseres heeft tegen die naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
Ook heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikkingen voor het tweede kwartaal van 2022 tot en met tweede kwartaal van 2023.
Verweerder heeft bij de bestreden uitspraken het bezwaar tegen de teruggaafbeschikking voor het tweede kwartaal van 2022 [3] niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en de overige bezwaren [4] ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2025.
Namens eiseres zijn verschenen: dr. D. Molenaar, prof. dr. mr. B. van Zadelhoff,
mr. F. Scherpenisse, J.S. Otten, M. van de Kamp, R. Molle en P. Rijnberg.
Namens verweerder zijn verschenen: mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .
Overwegingen
Feiten
1. Op 13 juni 2013 heeft de gemeente Den Haag (de gemeente) met Dans- en Muziekcentrum Den Haag (de rechtsvoorganger van eiseres: eiseres), het Koninklijk Conservatorium (KC), Nederlands Dans Theater (NDT) en het Residentie Orkest (RO) een samenwerkingsovereenkomst van 13 juni 2013 (SOK) gesloten. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Overwegende:
(A) Dat de Gemeente voornemens is een nieuw centrum voor cultuur, dans, muziek en ontmoeting aan het Spui te realiseren ter vervanging van de Dr. Anton Philipszaal en Lucent Danstheater, het zogenaamde Spuiforum. Belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling is het - onder één dak - huisvesten van NDT, RO, KC en [eiseres]. Tevens is het de bedoeling dat er ruimte is voor andere cultuur gerelateerde activiteiten (zoals voorstellingen, evenementen en congressen) en horeca.
(B) Dat de gemeente voornemens is het Spuiforum te verhuren aan [eiseres] die de exploitatie van het Spuiforum ter hand zal nemen.
(…)

Artikel 3 Uitgangspunten voor de samenwerking.

3.1
De samenwerking tussen Partijen vindt plaats op basis van en met behoud van de eigen
bevoegdheden en verantwoordelijkheden van Partijen.
3.2
Uitgangspunten van de samenwerking tussen Partijen zijn:
a. de gemeente zal het Spuiforum voor haar rekening en risico ontwikkelen, realiseren met
inachtneming van het bepaalde van deze SOK, en verhuren aan [eiseres] die de exploitatie van
Spuiforum ter hand zal nemen. [eiseres] is verantwoordelijk voor het behalen van een gezond
financieel resultaat met betrekking tot de exploitatie.
b. NDT, RO en KC zijn niet verantwoordelijk voor de exploitatie van het Spuiforum en/of het resultaat van [eiseres] en zullen niet bijdragen aan resp. meedelen in eventuele exploitatietekorten respectievelijk -overschotten.
c. NDT, RO en KC zullen ieder afzonderlijk een onderhuurovereenkomst sluiten met [eiseres]. De terbeschikkingstelling van door NDT, RO en KC te huren ruimtes betreft een “verhuur plus”, waarbij [eiseres] ook een aantal andere diensten verleent, zoals klein onderhoud, schoonmaak, beveiliging, centrale post, centrale receptie, niet onderwijsgebonden facilitaire dienst, niet activiteit gebonden/ondersteunende theatertechnische dienst, EHBO, restaurantvoorziening en andere nader te bepalen diensten.
(…)
h. De Instellingen streven er actief naar om, waar dit inhoudelijke of financiële meerwaarde biedt en zonder dat dit afbreuk doet aan de eigen verantwoordelijkheid en identiteit, samen te werken in het Spuiforum. De samenwerking zal worden gezocht op gebieden als afstemming van de culturele programmering, de agendaplanning van zalen en overige ruimtes die door meer dan één Instelling gebruikt kunnen worden, marketing van het Spuiforum en de faciliteiten die binnen het Spuiforum verzorgd worden.
3.3
Uitgangspunt bij de ontwikkeling van het Spuiforum is dat sprake zal zijn van een modern gebouw, geschikt voor de activiteiten van de Instellingen op een hoogwaardig niveau. In dit verband zullen de specifieke Ruimtelijke, Functionele en Technische Prestatie-eisen voor het KC medio juli 2013 worden vastgesteld.
3.4.
De Gemeente zal de Instellingen intensief betrekken bij het gehele ontwerpproces van Spuiforum. De verantwoordelijkheid voor de volledigheid, de uitvoerbaarheid en de uitvoering van het PvE , het VO, het DO en het Bestek ligt geheel bij de Gemeente.
De handelingen die eiseres jegens het KC verricht moeten dan ook in dit licht worden bezien.
3.5.
Bij de ontwikkeling van het Spuiforum (waaronder het uitwerken van de Ruimtelijke, Functionele en Technische Prestatie-eisen van de Instellingen in een PvE, VO, DO, Bestek als genoemd in artikel 3.4) mag de Gemeente alleen in overleg met de Instellingen noemenswaardig afwijken van de Ruimtelijke, Functionele en Technische Prestatie-eisen van de Instellingen.
3.6
Indien een Instelling een wijziging wenst aan te brengen in de Ruimtelijke, Functionele en Technische Prestatie-eisen, zal zij daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij de Gemeente, na de andere Instellingen te hebben geïnformeerd, waarna de Gemeente bij de adviseur kostenmanagement in het ontwerpteam, dan wel te zijner tijd bij de aannemer zal nagaan wat de meer- of minderkosten zijn.
(…)
3.11.
De Onderhuurovereenkomst met respectievelijk NDT of RO, kan op nader in die overeenkomst te bepalen wijze en gevallen worden aangepast, in gevallen van substantiële subsidieverlaging of andere onvoorziene omstandigheden die de continuïteit van deze twee Instellingen in gevaar brengen. Hetzelfde geldt voor een substantiële verlaging van Rijksbekostiging van het HBO, het Kunstvakonderwijs in het bijzonder, in het geval van het KC. Aanpassingen van de onderhuurovereenkomsten behoeven voorafgaande goedkeuring van de Gemeente, welke goedkeuring niet op onredelijke gronden zal worden onthouden.
(…)

Artikel 7 Voorwaarden ter zake van het gebruik van Spuiforum

7.1
De algemene condities waaronder het gebruik van het Spuiforum door de Instellingen in beginsel zal plaatsvinden zijn:
a. De Gemeente zal het Spuiforum aan [eiseres] verhuren op basis van een huurovereenkomst met een looptijd van 40 jaar.
b. RO en KC zullen ieder afzonderlijk een Onderhuurovereenkomst sluiten met [eiseres] met een looptijd van 40 jaar. NDT zal een Onderhuurovereenkomst sluiten met [eiseres] met een looptijd van 20 jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met telkens vijfjaar. Dit betreft een “verhuur plus” zoals omschreven in artikel 3.2 lid c.
c. De Gemeente staat ervoor jegens KC, NDT en RO garant dat, indien de huurovereenkomst met [eiseres] is beëindigd of indien [eiseres] vanwege faillissement of surseance van betaling niet aan zijn verplichtingen kan voldoen jegens de Instellingen, de voor de continuïteit van het primaire werkproces van de Instellingen noodzakelijke dienstverlening en ondersteuning wordt geboden. Daarnaast spant de Gemeente zich in voor het vinden dan wel tot stand brengen van een adequate opvolger voor [eiseres] als huurder, exploitant, onderverhuurder en leverancier van services, welke de bepalingen van de dan geldende Onderhuurovereenkomsten zal nakomen.
(…)”
2. Conform de bedoeling van partijen bij de voormelde samenwerkingsovereenkomst verhuurt de gemeente onderwijs- en cultuurcomplex Amare (het gebouw) aan eiseres. Eiseres onderverhuurt drie delen van het gebouw aan respectievelijk KC, NDT en RO. Daartoe zijn aanvankelijk onderverhuurovereenkomsten gesloten tussen eiseres en KC, eiseres en NDT en eiseres en RO.
3. Tot de stukken van het geding behoort een concept onderverhuurovereenkomst tussen eiseres en KC van 2 december 2013.
4. Op 11 januari 2021 hebben eiseres en KC - ter vervanging van de onderverhuurovereenkomst - de ‘Gebruiksovereenkomst Onderwijs- en Cultuurcomplex te Den Haag’ (de Gebruiksovereenkomst) gesloten. Hierin is, onder meer, het volgende bepaald:
“Overwegende:
A. dat [de gemeente] een nieuw onderwijs- en
cultuurcomplex voor dans, muziek en ontmoeting aan het Spui te Den Haag realiseert ter
vervanging van de afgeschreven theaters Dr. Anton Philipszaal en Lucent Danstheater
(hierna te noemen: "Amare"). Belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling is het - onder één
dak - inhuizen van het Koninklijk Conservatorium, het Nederlands Dans Theater, het
Residentie Orkest en [eiseres]. Tevens is er ruimte voor andere cultuurgerelateerde activiteiten
(zoals voorstellingen, evenementen en congressen) en horeca;
B. dat Partijen de culturele meerwaarde zien van een gezamenlijke huisvesting van
bovengenoemde instellingen;
C. dat het Koninklijk Conservatorium gedurende de looptijd van deze overeenkomst in staat zal moeten zijn internationaal hoogwaardig muziekvakonderwijs aan te (blijven) bieden inclusief de daarvoor benodigde financiële en facilitaire continuïteit;
D. dat het de wens is van alle betrokkenen dat Amare in de zomer van 2021 volledig in bedrijf is;
E. dat Partijen met het Nederlands Dans Theater, het Residentie Orkest en de Gemeente op
13 juni 2013 een [SOK] hebben gesloten (…).
Ingevolge de SOK heeft de Gemeente een huurovereenkomst gesloten met [eiseres] ter zake
van Amare en dat Partijen op hun beurt op 2 december 2013 een onderhuurovereenkomst
hebben gesloten ter zake van de door het Koninklijk Conservatorium te gebruiken ruimten en door [eiseres] te verzorgen bijkomende leveringen en diensten in Amare;
F. dat Partijen met wederzijds goedvinden voornoemde onderhuurovereenkomst d.d. 2
december 2013 wensen te beëindigen, omdat Partijen nieuwe afspraken hebben gemaakt
over de condities waaronder [eiseres] een deel van Amare aan het Koninklijk Conservatorium in gebruik zal geven;
G. dat Partijen die afspraken wensen vast te leggen in deze overeenkomst, hierna te noemen:
"Overeenkomst".
Besluiten overeen te komen:

Artikel 1. In gebruik te geven ruimten, bestemming

1.1 [
eiseres] geeft aan het Koninklijk Conservatorium in gebruik en het Koninklijk Conservatorium neemt van [eiseres] in gebruik een deel van Amare (hierna te noemen: "KC-deel"), bestaande uit ongeveer 20.419 m² bruto vloeroppervlak (hierna te noemen: "b.v.o."), een en ander onder meer aangeduid in het PvE 2014 (…) en in bijgevoegd NEN 2580 meetrapport d.d. 27 augustus 2019 (…).
Geen onderdeel van het KC-deel is het SVJT-deel zoals gedefinieerd in artikel 2.1 van deze Overeenkomst.
(…)
1.3
Het KC-deel zal door of vanwege het Koninklijk Conservatorium uitsluitend worden
bestemd om te worden gebruikt als huisvesting ten behoeve van de activiteiten van het
Koninklijk Conservatorium en/of activiteiten die daaruit direct voortvloeien.

Artikel 2. School voor Jong Talent

2.1
Partijen zijn met het volgende bekend:
- het Koninklijk Conservatorium biedt aan kinderen van tien jaar en ouder met een grote
kunstzinnige aanleg in een geïntegreerd leerplan naast hoger beroepsonderwijs in de kunsten ook primair onderwijs (groepen 7 en 8) en een volledig curriculum voortgezet onderwijs (havo, vwo) aan, hierna te noemen: "School voor Jong Talent" of "SVJT".
- Op grond van het convenant inzake de School voor Jong Talent d.d. 26 januari 2005 (hierna: "Convenant") staan de leerlingen van de School voor Jong Talent die primair onderwijs volgen ingeschreven bij de stichting Haagsche Schoolvereeniging (hierna: "HSV") en staan de leerlingen die voortgezet onderwijs volgen ingeschreven bij de stichting Het Rijnlands Lyceum (hierna: "RL").
- Op grond van de Wet op het primair onderwijs (hierna: "WPO") en de Wet op het
voortgezet onderwijs (hierna: "WVO") draagt de Gemeente zorg voor de voorzieningen in de huisvesting ten behoeve van de School voor Jong Talent.
- Op grond van artikel 103, derde lid WPO en artikel 76n, derde lid WVO en conform het
Programma Onderwijshuisvesting 2019 heeft de Gemeente aan HSV 300 m² b.v.o. en aan
RL 1.200 m² b.v.o. (met twee bijbehorende buitenspeelruimte van in totaal 534 m²) in
medegebruik gegeven. Deze ruimtes zijn gelegen in Amare en nader aangegeven in bijlage 6.
- HSV en RL hebben de aan hen in medegebruik gegeven onderwijsruimtes in Amare
(hierna: "SVJT-deel"), op grond van het Convenant en voor de duur van het Convenant, in
medegebruik geven aan het Koninklijk Conservatorium als huisvesting voor de leerlingen
van de School voor Jong Talent, waarvan het exploitatierisico als onderdeel van het
Koninklijk Conservatorium uitsluitend en alleen bij het Koninklijk Conservatorium ligt.
- HSV, RL en het Koninklijk Conservatorium zijn geen (gebruiks)vergoeding verschuldigd
aan de Gemeente of [eiseres] voor het door de Gemeente op grond van artikel 103, derde lid
WPO en artikel 76n, derde lid WVO aan HSV en RL in medegebruik gegeven SVJT-deel.
- Het Koninklijk Conservatorium zal het SVJT-deel benutten als huisvesting ten behoeve van de leerlingen van de School voor Jong Talent alsmede voor haar eigen activiteiten en/of
activiteiten die daar direct uit voortvloeien.
(…)

Artikel 6. Duur, ingangsdatum gebruik, (tussentijdse) beëindiging

6.1
Deze Overeenkomst is van kracht vanaf de dag van ondertekening. De eerste
gebruiksperiode van deze Overeenkomst is 40 jaar vanaf de datum van oplevering van het
KC-deel aan het Koninklijk Conservatorium conform het bepaalde in artikel 3 van deze
Overeenkomst (hierna: "Ingangsdatum").
Partijen zullen de Ingangsdatum vastleggen in het Proces-verbaal van oplevering. Vanaf het
moment van oplevering heeft het Koninklijk Conservatorium het recht het KC-deel te
gebruiken overeenkomstig de overeengekomen bestemming als bedoeld in artikel 1.3 van
deze Overeenkomst.
6.2
Behoudens beëindiging van deze Overeenkomst door opzegging tegen het einde van de in artikel 6.1 omschreven periode, wordt deze Overeenkomst voortgezet voor aansluitende
periodes van telkens 1 jaar. Beëindiging van deze Overeenkomst door opzegging vindt
plaats door [eiseres] aan het Koninklijk Conservatorium of door het Koninklijk Conservatorium aan DMC tegen het einde van een gebruiksperiode met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste 1 jaar. Opzegging van deze Overeenkomst dient te geschieden per aangetekend schrijven.
(…)
Artikel 7. Gebruiksvergoeding, indexering, betalingsverplichting, betaalperiode,
omzetbelasting
7.1
De door het Koninklijk Conservatorium te betalen gebruiksvergoeding bedraagt bij aanvang op jaarbasis € 2.002.926,-, exclusief omzetbelasting (…) (prijspeil: 2018) en bestaat uit twee componenten:
(1) een kale gebruiksvergoeding voor het KC-deel: op jaarbasis € 1.165.289,- (zegge: één
miljoen honderdvijfenzestigduizend tweehonderdnegenentachtig euro) exclusief
omzetbelasting; en
(2) een vaste vergoeding voor door [eiseres] te verzorgen bijkomende leveringen en diensten
als bedoeld in artikel 8.1 voor het KC-deel en het SVJT-deel: op jaarbasis € 837.637,-
(…) exclusief
omzetbelasting.
In deze gebruiksvergoeding zijn alle belastingen (…), lasten, premies en
heffingen die aan het KC-deel en het SVJT-deel te relateren zijn (…) verdisconteerd.
(…)
Omzetbelasting
7.6
Het uitgangspunt van Partijen is dat het ter beschikking stellen van de ruimten of
werkplekken en alle aanvullende leveringen en diensten zoals omschreven in artikel 8.1 voor de toepassing van de omzetbelastingregelgeving leiden tot een belaste prestatie (“verhuur plus”) zoals bedoeld in paragraaf 7.2 van het Besluit “Omzetbelasting. Levering en verhuur van onroerende zaken” van de staatssecretaris van Financiën d.d. 30 september 2013 (BLBK2013/1686M). Over de gebruiksvergoeding zal derhalve omzetbelasting in rekening gebracht worden.
Indien en voor zover geen sprake is van “verhuur plus”, noch van een andere met
omzetbelasting belaste prestatie, komen partijen overeen dat, in afwijking van artikel 19.1
van de Algemene Bepalingen, het Koninklijk Conservatorium aan DMC een
compensatiesom verschuldigd is van 21% van de gebruiksvergoeding exclusief
omzetbelasting. De artikelen 19.2 tot en met 19.8 van de Algemene Bepalingen zijn niet van
toepassing.

Artikel 8. Leveringen en diensten

“ Als door of vanwege [eiseres] te verzorgen bijkomende leveringen en diensten komen Partijen
overeen:
a. zorg voor het voldoen aan voor Amare geldende brandveiligheidseisen en standaard
EHBO eisen (waaronder AED);
premies brand- en opstalverzekering (tegen herbouwwaarde) met betrekking tot het
Amare;
bewaking van en toezicht op het KC-deel en het SVJT-deel;
centrale receptie van Amare (ontvangst, doorverwijsfunctie en telefonie);
post (ontvangst en verzending);
het verzorgen van verwijderen van regulier huisvuil (geen grofvuil en geen KC-
evenementen), het schoonmaken en schoonhouden van het KC-deel en het SVJT-deel (niveau: minimaal volgens het door lnTexso gehanteerde schoonmaakniveau van 5.6). Richtinggevend voor de wijze en intensiteit van schoonmaken van het KC-deel en het SVJT-deel is de wijze en intensiteit zoals die bij ondertekening van deze Overeenkomst van toepassing was op de schoonmaakwerkzaamheden van het KC-gebouw aan de Juliana van Stolberglaan in Den Haag), zowel in- als uitwendig, waaronder mede wordt verstaan het schoonmaken en ontstoppen van putten, goten daken en alle afvoeren/rioleringen tot aan de gemeentelijke hoofdriolering van het KC-deel en het SVJT-deel en het reinigen van ventilatiekanalen, het schoonhouden van ramen, rolluiken, jaloezieën, markiezen en andere zonwering, kozijnen, gevels van Amare, alsook het verwijderen van graffiti aangebracht op Amare;
toegang tot een reproruimte, een restaurantvoorziening en een ticketservice;
gebruik van niet onderwijsgebonden, ondersteunende theatertechnische dienst;
onderhoud c.s. van de algemene, publieke ruimten;
klein dagelijks onderhoud;
k. kosten voor verwarming en/of koeling, inclusief vastrecht met betrekking tot het KC-deel en het SVJT-deel;
l. elektriciteitsverbruik inclusief vastrecht met betrekking tot het KC-deel en het SVJT-deel;
m. waterverbruik inclusief vastrecht met betrekking tot het KC-deel en het SVJT-deel;
n. gasverbruik inclusief vastrecht met betrekking tot het KC-deel en het SVJT-deel;
o. periodiek en correctief onderhoud, periodieke controle en keuring van alle
gebouwgebonden installaties, indien en voor zover deze installaties onderdeel zijn van het KC-deel en het SVJT-deel (waaronder begrepen, maar niet beperkt tot de
theatertechniek, W- installaties, elektrotechnische installaties, audio-visuele installaties, sprinklerinstallaties, liftinstallaties, hydrofoorinstallaties, glazenwasinstallaties, brandmelderinstallaties, gebouwbewakingsinstallaties (waaronder interne video- bewakingsinstallaties), storingsmelderinstallaties en noodstroominstallaties, automatische deurbediening;
p. onderhoud, herstel en vernieuwing van vloerbedekking (zoals opgeleverd), vaste
verlichting, vaste verlichtingsarmaturen, hang- en sluitwerk, elektronisch sleutel systeem,
beglazing, glasdeuren en andere ruiten;
q. onderhoud, herstel en vernieuwing van rolluiken, jaloezieën, markiezen en andere
zonwering, indien en voor zover deze zaken onderdeel zijn van het KC-deel en het SVJT-deel;
r. onderhoud, herstel en vernieuwing van sanitaire voorzieningen, gootstenen en vaste
pantryinrichting;
s. onderhoud, herstel en vernieuwing van leidingen en kranen van gas, water en
elektriciteit, brand-, braak-, en diefstal preventieve voorzieningen met al wat daartoe
behoort.
Ter verduidelijking van onderdeel g van dit artikel geldt dat [eiseres] zal zorgdragen voor de
aanwezigheid in Amare van een reproruimte, een restaurantvoorziening en een ticketservice.”

Artikel 9. Kosten van leveringen en diensten

9.1
De kosten van de leveringen en diensten als bedoeld in artikel 8.1 zijn volledig
verdisconteerd in de gebruiksvergoeding.”
5. Bij brief aan verweerder van 27 januari 2020 heeft eiseres verzocht om overleg over de vraag of de diensten die zij op grond van de Gebruiksovereenkomst verricht zijn aan te merken als verhuur-plus, dat wil zeggen meer dan passieve verhuur. Eiseres stelt zich op het standpunt dat die diensten zijn aan te merken als verhuur-plus.
6. Bij brief van 26 maart 2021 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van verhuur-plus. De diensten zoals genoemd onder 8.1 van de Gebruiksovereenkomst zijn volgens verweerder bijkomende diensten bij de vrijgestelde verhuur van de ruimtes.
7. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 27 mei 2021. In deze brief en tijdens een bezoek van verweerder aan het gebouw heeft eiseres een aanvulling van de feiten gegeven. Verweerder heeft hierin geen aanleiding gezien om zijn standpunt te herzien.
8. Eiseres heeft de aangifte voor het eerste kwartaal van 2022 ingediend conform haar eigen standpunt. Voor dit kwartaal is daarom een naheffingsaanslag aan eiseres opgelegd.
9. Voor het tweede kwartaal van 2022 tot en met het tweede kwartaal van 2023 heeft eiseres aangifte gedaan conform het standpunt van verweerder. Deze aangiften hebben geresulteerd in teruggaafbeschikkingen.

Geschil10. Tussen partijen is in geschil of de beroepen ontvankelijk zijn. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil of eiseres recht heeft op aftrek van omzetbelasting die betrekking heeft op het KC-deel van het gebouw. Meer in het bijzonder ligt de vraag voor of eiseres jegens KC een belaste prestatie verricht.

11. Eiseres stelt dat de diensten die zij verleent aan KC zijn aan te merken als één prestatie en dat deze prestatie meer omvat dan de passieve verhuur van onroerend goed. Volgens eiseres is sprake van verhuur-plus en verricht zij aldus een belaste prestatie aan KC.
12. Verweerder stelt primair dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens overschrijding van de beroepstermijn. Subsidiair stelt verweerder dat eiseres geen belaste prestaties verricht jegens KC.
13. Eiseres heeft met NDT en RO vergelijkbare gebruiksovereenkomsten gesloten. De diensten die eiseres op grond van deze overeenkomsten jegens NDT en RO verricht zijn niet in geschil, omdat deze afnemers kunnen opteren voor belaste verhuur.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid van de beroepen
14. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat zij ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroepen. Eiseres heeft aangegeven dat zij de uitspraken op bezwaar niet heeft ontvangen. Zij heeft verder gewezen op de navolgende feiten en omstandigheden. Verweerder heeft per mail van 4 oktober 2023 de toelichting op de uitspraken op bezwaar gezonden aan de gemachtigden. In de toelichting wordt vermeld dat de (formele) uitspraken op bezwaar binnen enkele weken zullen worden toegezonden. Door een kantoorgenoot van gemachtigde is op 3 november 2023 contact opgenomen met verweerder om te vragen waar de uitspraken op bezwaar blijven. Hierop is door verweerder aangegeven dat er nog geen uitspraken op bezwaar in het systeem stonden. Per e-mail van 10 november 2023 heeft de gemachtigde verweerder geïnformeerd dat er nog (steeds) geen uitspraken op bezwaar waren ontvangen. Door verweerder is vervolgens aangegeven dat de uitspraken op bezwaar wel in het systeem stonden, maar dat de administratieve verwerking nog wel even kon duren. In december 2023 heeft de gemachtigde nogmaals contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft toen meegedeeld dat hij in het systeem niet kon zien dat de uitspraken op bezwaar waren verzonden; hij kon alleen zien dat de uitspraken op bezwaar in het systeem stonden. Eiseres heeft op 22 december 2023 pro forma beroep ingesteld en vermeld dat de uitspraken op bezwaar nog niet waren ontvangen.
Verweerder heeft de verzendrapportages van de uitspraken van bezwaar overgelegd, waaruit volgt dat de uitspraken op bezwaar zijn geadresseerd aan eiseres en op 17 respectievelijk
24 oktober 2023 per post zijn aangeboden aan POSTNL. Nu niet kan worden vastgesteld of de uitspraken op bezwaar ook aan de gemachtigde zijn gestuurd en gelet op de door eiseres geschetste feiten en omstandigheden, die door verweerder niet zijn weersproken, en gelet op artikel 6:10, eerste lid, onder a, van de Awb, acht de rechtbank de beroepen van eiseres ontvankelijk.
Is het bezwaar inzake het tweede kwartaal van 2022 terecht niet-ontvankelijk verklaard?
15. Eiseres heeft op 25 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking van 5 augustus 2022. Dit is buiten de bezwaartermijn die eindigde op 16 september 2022 en daarmee te laat. Gesteld noch gebleken is dat eiseres niet in de mogelijkheid verkeerde om tijdig bezwaar te maken. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Verricht eiseres jegens KC een belaste prestatie?
16. Uit de feiten volgt dat eiseres meerdere handelingen verricht, te weten de terbeschikkingstelling van een deel van het gebouw aan KC en de in artikel 8.1 van de Gebruiksovereenkomst genoemde handelingen.
17. Wanneer een handeling uit een reeks elementen en handelingen bestaat, moet volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) rekening worden gehouden met alle omstandigheden waarin de betrokken handeling plaatsvindt, teneinde te bepalen of het voor de toepassing van de btw om twee of meer afzonderlijke prestaties dan wel om één enkele prestatie gaat. [5]
18. Uit de rechtspraak van het HvJ volgt bovendien dat voor de toepassing van de btw elke prestatie normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd. [6] Dit is anders, indien de handelingen zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één, niet te splitsen economische prestatie vormen, waarvan het kunstmatig zou zijn die uit elkaar te halen. [7] Verder volgt uit de rechtspraak van het HvJ dat sprake is van één voor de btw in aanmerking te nemen prestatie, indien één of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofddienst te vormen, terwijl één of meer andere elementen moeten worden beschouwd als één of meer bijkomende diensten (absorptie). [8] In die situatie delen de bijkomende elementen het fiscale lot van de hoofddienst. [9]
19. Er zal daarom eerst moeten worden beoordeeld of, bij wijze van uitzondering op de algemene regel dat elke prestatie normaal gesproken als een onderscheiden en zelfstandige prestatie moet worden beschouwd, meerdere elementen of handelingen die eiseres verricht voor het KC, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één enkele ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. [10]
Blijkens de rechtspraak van het HvJ, moet daartoe worden beoordeeld welke de kenmerkende elementen van de betrokken handeling zijn, vanuit het oogpunt van de gemiddelde consument.
20. Nu doet zich in onderhavig geval een bijzondere omstandigheid voor, namelijk dat op grond van de SOK eiseres is aangewezen als exploitant van het gebouw en dat zij drie van de vier gedeelten van het gebouw verplicht moet onderverhuren aan KC, NDT en RO. Dit betekent dat voor het KC-deel er maar één (verplichte) afnemer/consument is; KC. Uit artikel 3.2, letter c, van SOK volgt dat eiseres en KC de bedoeling hebben gehad om een belaste prestatie te creëren, doordat zij zijn overeengekomen dat sprake is van een “verhuur-plus”-situatie en dat eiseres naast de verhuur van het KC-deel ook diverse diensten zal gaan leveren. Deze diensten zijn vervolgens nader gedefinieerd in artikel 8.1 van de Gebruiksovereenkomst. Gelet op de SOK en de Gebruiksovereenkomst heeft KC dus geen keuzevrijheid, maar is verplicht om een gedeelte van het gebouw te huren en daarnaast ook verplicht om de andere diensten af te nemen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van handelingen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij één enkele ondeelbare prestatie vormen. Alsdan dient te worden beoordeeld of deze prestatie is aan te merken als vrijgestelde verhuur of, zoals eiseres stelt, verhuur-plus.
21. Verhuur van onroerende goederen in de zin van artikel 135, eerste lid, onder l, van de Btw-richtlijn bestaat volgens het HvJ in wezen daarin dat een verhuurder een huurder voor een overeengekomen tijdsduur en onder bezwarende titel het recht verleent een onroerend goed te gebruiken als ware hij eigenaar ervan en ieder ander van dat genot uit te sluiten. Het HvJ neemt daarbij tot uitgangspunt dat de verhuur van onroerend goed in de regel een betrekkelijk passieve activiteit is, die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert, en dat deze handeling daarom moet worden onderscheiden van andere activiteiten die ofwel een zakelijk-industrieel en commercieel karakter hebben zoals de uitzonderingen van artikel 135, tweede lid, onder a tot en met d, van de Btw-richtlijn, ofwel een voorwerp hebben dat beter gekarakteriseerd wordt door het leveren van een prestatie dan door de enkele terbeschikkingstelling van een goed, zoals het recht een golfterrein te gebruiken, het recht een brug te gebruiken tegen betaling van tolgeld, of het recht sigarettenautomaten te plaatsen in een bedrijfsruimte.
22. De uitzonderingen van artikel 135, tweede lid, onder a tot en met d van de Btw-richtlijn zijn hier niet aan de orde. De vraag is dan of de activiteiten van eiseres in wezen beter worden gekarakteriseerd door het leveren van een prestatie dan door de enkele terbeschikkingstelling van een goed. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
23. De activiteiten die eiseres jegens KC verricht, zijn bovenal gericht op het (verplicht) onderverhuren van een gedeelte van het gebouw. Dat zij als onderverhuurder onderhoud verricht, het gebouw bewaakt en schoonmaakt en de kosten van gas, water en elektriciteit alsmede verzekeringspremies betaalt, maakt dat niet anders. Eiseres verschilt daarin niet van bijvoorbeeld de verhuurder van opslagruimte. Verder is vanzelfsprekend dat de exploitant van een gebouw moet zorgen dat het gebouw voldoet aan de gestelde veiligheidseisen. Dat eiseres moet zorgen dat het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen en de EHBO-eisen is dan ook geen dienst maar een wettelijke verplichting.
Wat betreft de overige handelingen genoemd onder 8.1 van de Gebruiksovereenkomst merkt de rechtbank het volgende op. Het gebouw is, afgezien van de onderhuurde gedeelten en het SJVT-deel, publiekelijk toegankelijk. De centrale receptie en de beveiliging van de publieke ruimten zijn dan ook niet zozeer diensten die eiseres verleent aan KC, maar veeleer aan de bezoekers van het gebouw. Verder heeft eiseres ter zitting desgevraagd verklaard dat KC eigen printers en kopieerapparaten heeft staan in het KC-deel. Dat het gebouw ook een afzonderlijke reproruimte heeft, heeft voor KC dan ook geen toegevoegde waarde. Ook is ter zitting verklaard dat het restaurant voor iedereen toegankelijk is, derhalve ook voor bezoekers van buiten. Er is geen afgescheiden personeelsruimte. Daarvan kan dus niet worden gezegd dat eiseres specifiek een dienst verleent aan KC. Ter zitting is verder verklaard dat de ticketservice niet is inbegrepen in de door KC betaalde vergoeding. Dit is, zo begrijpt de rechtbank, een prestatie die KC desgewenst afzonderlijk kan afnemen en waarvoor zij een vergoeding betaalt op basis van werkelijk gebruik. Dit staat derhalve los van de verhuur. Dan is er nog de post en het desgewenst gebruik kunnen maken van de niet onderwijs gebonden/ondersteunende theater technische dienst. Voor zover eiseres in zoverre al daadwerkelijk een dienst verleent aan KC - niet duidelijk is of eiseres de post voor KC sorteert en of KC ook gebruik maakt van de niet onderwijs gebonden/ondersteunende theater technische dienst - dan zijn deze handelingen onvoldoende voor het oordeel dat eiseres in wezen meer doet of iets anders doet dan de terbeschikkingstelling van een deel van het gebouw.
24. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Immateriële schadevergoeding
25. Eiseres heeft verzocht om toekenning van een vergoeding voor immateriële schade. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten als neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37984 (ECLI:NL:HR:2005:AO9006). Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond.
26. Het oudste bezwaarschrift is ontvangen op 28 november 2022. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn derhalve, naar boven afgerond, drie jaar verstreken. In beginsel zou daarom sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim één jaar. Uit de stukken van het geding blijkt echter dat eiseres haar bezwaarschriften pas heeft gemotiveerd bij brief van 22 september 2023. Dat is erg laat. De rechtbank merkt dit daarom aan als een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om de redelijke termijn te verlengen met acht maanden. Dit brengt mee dat de redelijke termijn is overschreden met vier maanden. Eiseres heeft daarom recht op een immateriële schadevergoeding van € 500. Aangezien verweerder uitspraak op bezwaar heeft gedaan met dagtekening 20 oktober 2023, is de overschrijding geheel aan de beroepsfase toerekenbaar.
Proceskosten
27. Nu aan eiseres een vergoeding van immateriële schade wordt toegekend, ziet de rechtbank aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten stelt de rechtbank met inachtneming van het bepaalde in het arrest van de Hoge Raad van 10 november 2023 [11] en het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 226,75 (1 punt voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding met een waarde per punt van € 907 en wegingsfactor van 0,25). De Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) dient dit bedrag te vergoeden.
28. Eiseres heeft niet vóór het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [12] verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het betaalde griffierecht aan eiseres te laten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;
  • veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 226,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, voorzitter, en mr. D.M. Drok en
mr. J.J. Arts, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2025.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.In de zaaknummers SGR 24/298 en SGR 24/315 is € 365 griffierecht betaald.
2.zaaknummer SGR 24/298
3.zaaknummer SGR 24/315
4.zaaknummer SGR 24/324 betreft de teruggaafbeschikking voor het derde kwartaal van 2022, zaaknummer SGR 24/333 betreft de teruggaafbeschikking voor het vierde kwartaal van 2022 , zaaknummer SGR 24/335 betreft de teruggaafbeschikking voor het eerste kwartaal van 2023 en zaaknummer SGR 24/337 betreft de teruggaafbeschikking voor het tweede kwartaal van 2023.
5.HvJ 25 maart 2021, C‑907/19 (Q-GmbH), EU:C:2021:237.
6.HvJ 25 februari 1999, C-349/96, ECLI:EU:C:1999:93, CPP, r.o. 29; HvJ 19 november 2009, C‑461/08, ECLI:EU:C:2009:722, Don Bosco, r.o. 35; HvJ 27 september 2012, C‑392/11, ECLI:EU:C:2012:597, Field Fisher, r.o. 14; HvJ 4 maart 2021, C-581/19, ECLI:EU:C:2021:167, Frenetikexito, r.o. 37.
7.CPP, r.o. 29; HvJ 27 oktober 2005, C‑41/04, ECLI:EU:C:2005:649, Levob, r.o. 22; Field Fisher, r.o. 16; Frenetikexito, r.o. 38 en 39.
8.(HvJ 2 juli 2020, C‑231/19, EU:C:2020:513, Blackrock Investment Management (UK), r.o. 29; Frenetikexito, r.o. 40).
9.CPP r.o. 30.
10.HvJ 4 maart 2021, C-581/19, Frenetikexito – Unipessoal Lda tegen Autoridade Tributária e Aduaneira, ECLI:EU:C:2021:167, r.o. 38.
11.HR 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
12.HR 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567.