ECLI:NL:RBDHA:2025:22992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
NL25.32658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 18 juli 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 5 mei 2023 haar asielaanvraag ingediend, welke op 24 mei 2024 werd afgewezen. Het beroep tegen deze afwijzing werd op 15 januari 2025 gegrond verklaard, waarbij de rechtbank de minister van Asiel en Migratie opdroeg om een nieuw besluit te nemen zonder een termijn te stellen. De wettelijke beslistermijn voor het nemen van een nieuw besluit bedraagt zes maanden, wat betekent dat de minister uiterlijk op 15 juli 2025 had moeten beslissen.

Eiseres heeft de minister op 30 juni 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke termijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor voldeed eiseres niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat leidde tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.32658

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 18 juli 2025 beroep ingesteld wegens het niet tijdig (opnieuw) beslissen op haar asielaanvraag.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 5 mei 2023 haar asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is met het besluit van 24 mei 2024 afgewezen als ongegrond. Het beroep tegen dat besluit is door deze rechtbank en zittingsplaats met de uitspraak van 15 januari 2025 gegrond verklaard (zaaknummer NL24.25610). De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank heeft verweerder daarbij geen termijn gesteld. Tegen de uitspraak van 15 januari 2025 is geen hoger beroep ingesteld.
3. Wanneer bij het vernietigen van een besluit geen termijn is gesteld voor het opnieuw beslissen op de aanvraag, geldt volgens vaste jurisprudentie [2] dat het bestuursorgaan gehouden is om een nieuw besluit te nemen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor het vernietigde besluit. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [3] bedraagt deze beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. De laatste dag waarop verweerder (opnieuw) op de asielaanvraag van eiseres kon beslissen, was dus 15 juli 2025.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. [4] Dat geldt ook wanneer de bestuursrechter het bestuursorgaan heeft opgedragen een nieuw besluit te nemen maar geen termijn heeft bepaald waarbinnen dat besluit moet worden genomen.
5. Eiseres heeft verweerder op 30 juni 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de wettelijke termijn om (opnieuw) op de asielaanvraag te beslissen nog niet verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Dit heeft als gevolg dat op het moment van het instellen van het beroep niet werd voldaan aan de vereisten waaraan op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb moet zijn voldaan voordat beroep kan worden ingesteld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3442.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673.