ECLI:NL:RBDHA:2025:23039
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 17 september 2025 beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank ontving op 30 oktober 2025 bericht dat eiser op 20 oktober 2025 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser gaf aan geen contact te hebben gehad met eiser en de rechtbank besloot om zonder zitting uitspraak te doen, omdat eiser niet had gereageerd op het voornemen hiertoe.
De rechtbank overwoog dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van wordt uitgegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming. Aangezien eiser geen contact had onderhouden met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat hij geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.