ECLI:NL:RBDHA:2025:23145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
C/09/691758 / FA RK 25-7048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in internationale kinderontvoering vanuit Estland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige, ingediend door de moeder. De moeder verzocht de rechtbank om de vader te bevelen de minderjarige onmiddellijk terug te leiden naar Nederland, waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. De vader had de minderjarige echter zonder toestemming van de moeder meegenomen naar Estland. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld en vastgesteld dat, gezien het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek. Het Verdrag vereist dat een verzoek tot teruggeleiding wordt ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt, in dit geval Estland. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder haar verzoek tot teruggeleiding in Estland moet indienen, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-7048
Zaaknummer: C/09/691758
Datum beschikking: 3 oktober 2025

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 19 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Marjanović te Eindhoven.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank onbekend adres in het buitenland.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt de rechtbank – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat:
  • de vader wordt bevolen om de onmiddellijke teruggeleiding van de minderjarige naar haar gewone verblijfplaats in Nederland;
  • de vader de kosten draagt voor deze procedure.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2023 te [plaats] , Estland.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteland] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Op 14 september 2025 heeft de vader [minderjarige] mee naar Estland genomen.
  • Voor zover na te gaan heeft de moeder de Oekraïense, de vader de Estlandse en [minderjarige] in elk geval de Estlandse nationaliteit.
  • De moeder heeft zich gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (Ca IKA).

Beoordeling

Rechtsmacht van de Nederlandse rechter
De Nederlandse rechter moet ambtshalve toetsen of hij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] vanuit Estland naar Nederland.
Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Estland zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
De beslissing op een op het Verdrag gebaseerde verzoek tot onmiddellijke teruggeleiding is geen beslissing ten gronde, maar heeft het karakter van een ordemaatregel. In het Verdrag is niet geregeld welke rechterlijke autoriteit in geval van een rechtstreeks bij de rechter ingediend verzoek tot teruggeleiding bevoegd is daarvan kennis te nemen.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat – gelet op de systematiek van het Verdrag – moet worden aangenomen dat een op het Verdrag gebaseerd verzoek tot teruggeleiding van een kind dat, naar zeggen van de verzoekende ouder, ongeoorloofd is overgebracht vanuit de verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in die andere staat wordt vastgehouden, slechts kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834).
Uit het verzoekschrift is gebleken dat de moeder van [minderjarige] stelt dat [minderjarige] tijdens een omgangsmoment in Nederland door de vader, zonder (voorafgaande) toestemming van de moeder, is meegenomen vanuit Nederland naar Estland. Nu Estland is aangesloten bij het Verdrag is de Nederlandse rechter niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] vanuit Estland naar Nederland. Door de moeder zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel. De moeder moet een verzoek tot teruggeleiding in dienen bij het bevoegde gerecht in Estland. De rechtbank zal zich daarom aanstonds onbevoegd verklaren.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteland] , vanuit Estland naar Nederland.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. A.F. Lemmens als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2025.