ECLI:NL:RBDHA:2025:23151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
NL25.19355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak met niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 december 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, waardoor er geen zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had de aanvraag van de verzoeker op 13 augustus 2021 afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Op 1 oktober 2025 heeft de minister op het bezwaarschrift beslist, maar de verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor is er geen beroepsprocedure aanhangig, wat noodzakelijk is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19355

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren [geboortedatum verzoeker] ,
van [nationaliteit verzoeker] ,
V-nummer: [V-nummer verzoeker] ,
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 13 augustus 2021 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De minister heeft op 1 oktober 2025 beslist op het bezwaarschrift.
1.4.
Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.